zondag, maart 14, 2010

Het is geen wondermiddel, maar het maakt verschil.Peter Adriaenssens, kinderpsychiater aan de KU Leuven, voorzitter commissie seksueel misbruik

BRUSSEL (RKnieuws.net) -Peter Adriaenssens, kinderpsychiater aan de KU Leuven én voorzitter van de commissie voor de behandeling van klachten over seksueel misbruik in de pastorale relatie, vindtde kerkelijke aanpak van seksueel misbruik een voorbeeld voor andere beroepsgroepen

Dat de kerk een contactpunt en een onafhankelijke commissie aan het werk laat, is een voorbeeld voor andere groepen, schrijft Peter Adriaenssens. ’Wees gerust, er zijn er die nog aan het werk moeten beginnen.’Zal België de lijst verlengen van landen waar seksueel misbruik in de kerk aan het licht komt? Het is een raar gevoel dat dit nu zoveel mensen lijkt bezig te houden voor wie ruim twintig jaar in een vertrouwenscentrum kindermishandeling werkt zoals ik.

Jaarlijks krijgen we enkele minuten de aandacht van het publiek als we vertellen dat de cijfers maar niet willen dalen. Niemand die daar dagenlang de krantenkoppen mee lastig valt. Geen televisieprogramma’s in die vele welstellende landen over waarom het meestal familieleden, vrienden of op z’n minst bekenden zijn die seksueel misbruik plegen.

Alleen al daarom ben ik ingegaan op de vraag van de Belgische bisschoppen om de nieuwe voorzitter te worden van een onafhankelijke commissie die klachten kan onderzoeken over seksueel misbruik in de kerk. Ik heb sympathie voor iedere beroepsgroep die het aandurft voor eigen deur te vegen. En wees gerust, er zijn er die aan het werk nog moeten beginnen.

De verhalen van slachtoffers die nu opduiken in Nederland en elders spelen zich af tussen 1960 en 1985. We weten dat er in die periode een ruime zwijgende groep te vinden is van mensen die seksueel misbruik meemaakten binnen een zorgrelatie: met een psychotherapeut, arts, sportcoach, schooldirecteur of -verpleegster, en ook met priesters of religieuzen.

Er zijn echter geen aanwijzingen dat de situatie voor 1960 beter was. Wel zijn die getuigen oud of overleden. Toch hebben we redenen om aan te nemen dat de situatie verbeterde halfweg de jaren tachtig. Dankzij de vrouwenbeweging werd machtsmisbruik ter discussie gesteld en niet meer evident bevonden. Er ontstonden meldpunten voor geweld tegen vrouwen, nadien voor kinder- en ouderenmishandeling, tegen pesten en seksueel misbruik op het werk. Machtsonevenwicht vonden we heel lang normaal. Arts, notaris, pastoor en schooldirecteur waren onaantastbaar. Je moest respect tonen voor wie leiding had. Wie zou een fabrieksdirecteur hebben durven aanklagen? Seksueel misbruik komt daar grotendeels op neer.

Het gaat niet om de seks, maar vooral om de opwinding anderen te domineren, te vernederen, te dwingen dat te doen wat het zieke hoofd verzint.

We zijn de eerste generatie die oefent met de praktijk van gelijke rechten en dus niet meer zwaar onder de indruk is van de mening van een minister of de paus. Die kanteling was nodig om slachtoffers taal te geven, voordien bleven daders beschermd. Daarom is het onzin om het debat over het celibaat te verbinden aan dat over de aanpak van seksueel misbruik in de kerk.

Denken we nu echt dat door iedereen een partner aan te smeren minder jongeren misbruikt zullen worden? Of dat iedere volwassene die zonder partner of seks door het leven gaat - dat zijn er behoorlijk wat - kinderen zal misbruiken? Eerlijk gezegd: ik wou dat het zo simpel in elkaar zat. Dan was deze schending van een mensenrecht waarschijnlijk al lang veel succesvoller opgelost.

Geloof geschonden

Een volwassene die een jongere wil misbruiken, moet heel wat huisjes omschoppen: je moet het juiste slachtoffer selecteren, namelijk diegene die je kan doen zwijgen; je moet opgewonden raken van een jong en vaak bang lijf; nadien moet je die mentaal bewerken zodat de jongere denkt het zelf gewenst te hebben. En je moet willen herbeginnen, steeds weer. En ook met anderen, nieuwe slachtoffers. Want het is zeldzaam dat iemand het bij één slachtoffer houdt. Wie werkt met jongeren zit daarvoor in een goede startpositie. Zorgzame selectie zou een oplossing kunnen zijn, maar is niet feilloos. Er bestaat geen test die zekerheid geeft.

De priester in jeugdzorg krijgt bijkomende autoriteit door de religieuze functie en de rituelen die daaraan verbonden zijn. Aangezien diens werk vaak in discretie verloopt, is er weinig supervisie. Het is een beroep met vertrouwen. Dat is de kracht van het priesterambt, en als het misloopt het drama. Het slachtoffer is niet alleen misbruikt maar ook zijn geloof is geschonden, en dat is net voor velen onder hen wat voordien steun en weerbaarheid gaf. Ze zijn hun spirituele huis kwijt, wat rest is grote kwetsbaarheid. Dat slachtoffers lang zwijgen, is dus niet verrassend.

Tegenover de dader voelen ze machteloosheid, er is de twijfel of in die kerk nog wel iemand gehoor zal hebben. En tegenover ons allen, medeburgers, is er de schaamte om het verhaal te vertellen. Zal ik geloofd worden? Hoeveel bewijs is nodig?Dat de kerk een contactpunt en een onafhankelijke commissie aan het werk stelt is een voorbeeld voor andere groepen. Het is een initiatief dat vertrekt vanuit bekommernis om het slachtoffer. Voor wie lang geleden misbruikt werd kan de strafwet niet meer helpen, wegens de verjaring. Net daar hebben we een complementaire opdracht. Eerder dan zich daarachter te verschuilen en niets te doen kunnen slachtoffers die dit wensen geholpen worden bij een waardig herstel, door de waarheid bespreekbaar te maken tussen hen en de dader.

De methode die de kerk volgens de commissieleden dient te volgen, kan je ook terugvinden in de visie van de waarheidscommissies. De therapeut die ik het meest bewonder in deze tijd is nobelprijswinnaar Desmond Tutu. Als aartsbisschop en voorzitter bezielde hij deze waarheidscommissies in Zuid-Afrika, waar tienduizenden slachtoffers gehoord werden. Daders konden door de waarheid te erkennen in aanwezigheid van verantwoordelijken amnestie krijgen.
De slachtoffers hebben zich sterk gedragen gevoeld, wat hen toeliet een begin te maken met heling.

Wat kan de kerk doen om seksueel misbruik in haar rangen zoveel mogelijk te vermijden? De zaak-Dutroux heeft ons land geschokt en initiatieven om de veiligheid te verbeteren versneld. Voor de kerk betekende dit een selectieprocedure voor seminaristen, en het openen van de opleiding zodat ze sterker in contact staat met het sociale leven. De bereidheid in verschillende landen om klachten ernstig te onderzoeken, is een andere bijdrage tot preventie. Een goede en open communicatie tussen ouders en hun kinderen is verschrikkelijk belangrijk om jongeren weerbaarder te maken tegen misbruik. Het is geen wondermiddel, maar het maakt verschil.

Dat is het goede van wat nu gebeurt. Verhalen van seksueel misbruik worden aan de kaak gesteld, waardoor slachtoffers die al te lang in stilte lijden opnieuw een krachtig signaal krijgen van ons allen: het mag niet en nooit gebeuren, spreek dus iemand aan als we mogen helpen. Want seksueel misbruik treft én het slachtoffer én allen die goede zorg willen geven aan jongeren, en dit zonder grensoverschrijding. Waaronder priesters en religieuzen.

Denken we nu echt dat door iedereen een partner aan te smeren minder jongeren misbruikt zullen worden? Dat iedere volwassene die zonder partner of seks leeft kinderen zal misbruiken? Ik wou dat het zo simpel was.

Geen opmerkingen: