donderdag, september 23, 2010

Zes vragen over misstanden in de jeugdzorg

25-8- 2010
Volkskrant

AMSTERDAM - Kinderen lopen onaanvaardbare risico’s in particuliere jeugdzorginstellingen, zo waarschuwde de Inspectie Jeugdzorg minister Rouvoet (Jeugd en Gezin) woensdag. Personeel heeft geen diploma’s, kinderen worden hardhandig aangepakt of krijgen helemaal geen zorg.
Wat is het verschil tussen particuliere en ‘gewone’ jeugdzorg?

De reguliere jeugdzorg valt onder de verantwoordelijkheid van de provincies. Kinderen kunnen door Bureau Jeugdzorg worden aangemeld voor een select aantal zorgaanbieders. Deze zorginstellingen worden deels gefinancierd door de provincie en zijn vooraf ‘gescreend’. Bovendien staan zij onder toezicht van de Inspectie Jeugdzorg. De particuliere jeugdzorg staat hier helemaal los van. Deze aanbieders hebben meestal een winstoogmerk en niemand houdt er toezicht.

Geen toezicht, hoe kan dat?
De particuliere jeugdzorgaanbieders zijn ontstaan na de komst van het persoonsgebonden budget (pgb) in de zorg. Ouders van kinderen met een pgb mogen zorg ‘inkopen’ bij wie ze willen. Particulieren spelen hier handig op in, door bijvoorbeeld zelf een tehuis of zorgboerderij te beginnen. Wordt de zorg door een pgb gefinancierd, dan is het volgens de overheid aan ouders om te checken of de kwaliteit wel goed is. Het idee is dat ouders vanzelf ergens anders heen gaan met hun kind als de zorg niet deugt. Marktwerking dus. Maar inmiddels komen ook kinderen via Bureau Jeugdzorg (dus zonder pgb) soms in deze particuliere instellingen terecht. En dan is er niemand die de kwaliteit in de gaten houdt.
Wanneer ging het mis?
In de zomer van 2009 sloeg de Inspectie Jeugdzorg voor het eerst groot alarm. Bij de particuliere instellingen Back to Basics en Stichting Kind werden toen ongeveer twintig kinderen weggehaald. Er was sprake van verwaarlozing en in het geval van Stichting Kind waarschijnlijk ook van seksueel misbruik. Als gevolg van deze incidenten droeg minister Rouvoet de provincies op ervoor te zorgen dat er geen kinderen meer geplaatst worden in particuliere instellingen. Hij werd hierin ondersteund door het Interprovinciaal Overleg (IPO), waarin alle provincies vertegenwoordigd zijn.
Dat is bijna een jaar geleden. Waarom blijkt nu dan dat er nog steeds kinderen op risicovolle plekken wonen?
Hoewel het IPO zich heeft aangesloten bij de visie van Rouvoet, zijn het de individuele provincies die zo’n besluit moeten doorvoeren. Niet alle provinciebestuurders zijn ervan overtuigd dat de particuliere jeugdzorg zulke risico’s met zich meebrengt. Zij varen dus hun eigen koers en Rouvoet heeft daar weinig greep op. Bovendien is er een enorm wachtlijstprobleem. Als bij Bureau Jeugdzorg op vrijdagavond om half elf een kind wordt binnengebracht en er is nergens plek, dan heeft de jeugdzorgmedewerker weinig andere keus dan het kind in een particuliere instelling te plaatsen. Daarnaast worden de moeilijkste kinderen met de grootste problemen het vaakst geweigerd bij de reguliere instellingen. Terwijl particulieren eerder geneigd zijn om te zeggen ‘kom maar bij ons’ – elke cliënt levert immers geld op.

Wat is de oplossing?

De Inspectie Jeugdzorg erkent het wachtlijstprobleem en vindt het dus wat te simpel om zomaar te zeggen dat kinderen dan maar niet meer bij de particuliere zorgaanbieders mogen worden opgevangen. In plaats daarvan stelt zij voor het toezicht uit te breiden. Particuliere zorgaanbieders moeten zich dan laten registreren en de kwaliteit van de geboden zorg wordt door de inspectie getoetst.

Klinkt logisch, waarom gebeurt dit dan nog niet?
Het gaat vermoedelijk om honderden tehuizen en zorgboerderijen. Wil je die allemaal aan inspectie onderwerpen, dan kost dat veel tijd en dus geld. En dat is er niet.

Geen opmerkingen: