De Soldeniers van de Zwitserse garde
De Kurasiers van de driekleur-cocarde
De Johanniters met helmvizieren.
De Landsknechten en de Tempelieren
In veertig gevechten vergrijsd en gestaald
Tenslotte door toch een schot achterhaald
En - God weet hoe - in de hemel verdwaald.
Maar een kind kan begrijpen, wat moeten oudstrijders
Temidden van martelaars en belijders?
Wat doet een soldaat in de eeuwige vrede?
Voor hem is er weinig vertier daar te zoeken
Want, verdomd, bij die heiligen mag je niet vloeken.
De zwaarden verroesten er in de schede.
En schieten? - Ach; hoogstens met schietgebeden !
Zo zitten ze zwijgend bijeen in hun hoek
- En toch zijn ze zalig, in 't eeuwige leven, -
Maar inplaats van de duivel z'n prentenboek
- Schoppentroef, pandoer, hartenzeven,-
En een drinklied om alsmaar opnieuw te galmen
En tabak om ermee in de wolken te walmen
Is hun niet veel anders meer overgebleven
Dan een rozenkrans en het boek der psalmen
Voor 't Halleluja der hemelse koren
- O Looft den Heer met snarenspel ! -
Terwijl ze altijd nog in hun oren
Het bulderen der kanonnen horen
En het diepe gebrom van het trommelvel
Ja, oud gedienden zijn hier niet in tel . . .
Bij toeval komt wel 'ns een pater voorbij
In een witte soutane met vleugels opzij
En een gouden getijdenboek in zijn handen ;
Blijft staan, om (de macht der gewoonte ! ) toch even
Met haastige vingers de zegen te geven
Pax vobis ! .... en ijlings weer verder te zweven. -
En een oud kurassier bromt tussen de tanden:
"Pest vobis ! " ....
(De rest is goddank in z'n knevel gebleven.)
Op een dag kwam er wéér een, met glimmende boord om
Een ravenszwart toog en een hemelsblauw koord om.
Hij wenkte hun lachende toe uit de verte
En zonder te zegenen en te bidden
Pax vobis - viel hij als een bom in hun midden.
't Was broeder Nikasius: "van Zeuven Smerten,
" Da's 'n Congregatie, als ge moet weten,
'' Die geven aan arme kienders te eten -
" Ik vlieg hier al dagen lang in de ronde
" Maar nu eindelijk heb ik m'n mannen gevonden,
" Een oude Broeder bij oude soldaten
"Dat gaat goed saam, en daar kunde mee praten.
"Want al die Doctoren en Kardinalen
"Die luisteren nooit naar mijn stropersverhalen
"En al die kluizenaars en begijnen
"Begrijpen geen snars van de jacht op konijnen. -
- Pardon ! zegt een heer die mij vriendelijk aangehoord heeft
En tot nu toe dit vers met geen kik nog gestoord heeft, -
Pardon (en hij tikt aan z'n hoed), mag ik wagen
Iets naders omtrent deze broeder te vragen?
Wie was hij ; wat deed hij ; waar kwam hij vandaan ? -
Waarschuwing:
een ieder die
vooronderstelt dat
hier een kool
gestoofd werd
kan maar
beter maanzaad
beter maanzaad
in Eeeklo gaan halen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten