woensdag, juni 22, 2011

Vierde openbaar bericht van de commissie-Samson
De commissie-Samson doet in haar vierde openbaar bericht beknopt
verslag van haar werkzaamheden. De commissie is halverwege en zal
volgens planning 1 juli 2012 rapporteren.
In dit vierde openbaar bericht wordt uitgebreid stilgestaan bij de
meldingen die tot nu toe zijn binnengekomen bij de commissie.

Meldingen en meldpunt van de commissie
Aantallen
Het aantal meldingen is sinds het derde openbaar bericht van 20 april jl.
amper gegroeid. Het aantal ligt nog steeds rond de 500.

De in het laatste bericht gedane oproep om meer meldingen van allochtonen binnen te
krijgen, heeft tot nu toe weinig effect gesorteerd. De daarop gevolgde
samenwerking met allochtone organisaties en media heeft wel tot extra
publiciteit maar niet tot extra meldingen uit deze kring geleid.

Tevens hebben zich bij de commissie nog weinig plegers van seksueel
misbruik gemeld.

Contacten met melders
Zoals gezegd hebben tot nu toe 500 mensen zich gemeld. De commissie
is er zeer erkentelijk voor dat deze mannen en vrouwen vaak de voor hen
moeilijke stap hebben gezet om zich te melden.
De meeste melders kampen nog met schaamte- en/of schuldgevoelens. Ook merkt het
Meldpunt van de commissie dat seksueel misbruik en seksualiteit
moeilijk bespreekbaar zijn. Misbruik is door melders nogal eens hun
levenlang verzwegen, nadat zij als kind vaak niet gehoord, niet geloofd of
zelfs bedreigd zijn. In de gesprekken met het Meldpunt zijn melders vaak
dankbaar eindelijk hun verhaal te kunnen doen.

Op het Meldpunt worden vele indringende telefoongesprekken gevoerd
die vaak een vervolg krijgen in nadere telefooncontacten of persoonlijke
gesprekken van de commissie met slachtoffers
.

Door het voeren van deze gesprekken krijgt de commissie meer inzicht in de omstandigheden die het seksueel misbruik mogelijk maakten. Ook is de commissie via de
gevoerde gesprekken getuige van het soms verwoestende karakter van het
meegemaakte seksueel misbruik: het misbruik gaat dan vaak gepaard met
geweld, onderdrukking en eenzaamheid, soms ook voor het latere leven.
Het onderhouden van relaties, het afronden van een opleiding en het goed
functioneren in het werk zijn er fors door bemoeilijkt. Dat heeft vaak
weer nieuwe trauma’s opgeleverd. De psychische problematiek vanwege
het misbruik is dan ook groot, zeker als er geen (passende) hulpverlening
is geweest.

De meeste melders komen bij de commissie ondersteund door een
familielid of een hulpverlener. Een groot deel van de slachtoffers bedankt
de commissie na het gevoerde gesprek, omdat het gesprek als blijk van
erkenning wordt gevoeld en een steentje bijdraagt aan de verwerking van
wat hen overkomen is.

De commissie belt de melders altijd enkele dagen
na de gevoerde gesprekken om te vragen hoe het met betrokkene gaat.
Als het niet goed gaat, komt Slachtofferhulp Nederland op verzoek van
de commissie in actie richting de melder om ondersteuning te bieden.

De meldingen die bij het Meldpunt van de commissie zijn
binnengekomen, zijn hoogstwaarschijnlijk slechts het topje van de
ijsberg.

Het gaat vaak om slachtoffers die nu door alle publiciteit over
seksueel misbruik en de kans die de commissie-Samson biedt, besluiten
om zich te melden.
De commissie hoort geregeld dat men deze moeilijke en pijnlijke stap tevens
zet om eraan bij te dragen dat het andere kinderen in de toekomst niet overkomt.


Beeld uit de meldingen
Over de tot nu toe binnengekomen meldingen valt het nodige op te
merken, al mag er niet vanuit gegaan worden dat het een representatief
beeld geeft van alle seksueel misbruik dat heeft plaatsgevonden bij
kinderen die onder verantwoordelijkheid van de overheid uit huis zijn
geplaatst. Daarbij dient bedacht te worden dat op dit moment de
wetenschappelijke onderzoeken nog volop gaande zijn. Met de nodige
voorzichtigheid lijken de volgende indrukken zich af te tekenen bij deze
meldingen, die in de wetenschappelijke deelonderzoeken verder
meegenomen zullen worden voor nadere analyse:
- 30% van de meldingen die nu bij de commissie gedaan worden,
valt buiten het onderzoeksbereik van de commissie. Dan gaat het
bijvoorbeeld om vrijwillige opnamen of misbruik in gezinnen of in
andere sectoren dan de jeugdzorg (onderwijs, sport, scouting etc.).
De commissie noteert deze meldingen wel en zal ze in haar
eindrapport opnemen;
- naar verhouding heeft de commissie de meeste meldingen
binnengekregen over de periode 1950-1980. Over de jaren ‘90 zijn
naar verhouding minder meldingen binnengekomen;
- het misbruik overkomt zowel jongens als meisjes. Mannen melden
vaker misbruik in de vroegere jaren toen zij als jongen slachtoffer
waren in instellingen. De meldingen over de recentere jaren
betreffen vooral meisjes in pleeggezinnen. Een rol speelt hierbij dat
kinderen na 1980 steeds meer in pleeggezinnen geplaatst worden;


- seksueel misbruik gaat in een groot deel van de gevallen gepaard
met fysiek en geestelijk geweld en vaak met machtsvertoon. Dit
geldt voor alle tijdvakken. In het deelonderzoek naar de
geschiedenis van het misbruik wordt deze indruk nader onderzocht;
- plegers van het seksueel misbruik zijn in instellingen overwegend
de professionals en in pleeggezinnen de pleegvaders. Pleegmoeders
hebben soms niet van het misbruik afgeweten, maar het in
sommige gevallen ook ‘afgedekt’. Tegelijkertijd gaat het ook
regelmatig om misbruik door leeftijdgenoten: andere
groepsgenoten en pleeggezinsleden;
- de plegers zijn overwegend mannen;
- kinderen worden soms door meerdere personen misbruikt.
Sommigen van hen geven aan dat er naast henzelf meerdere
groepsgenoten werden misbruikt door meerdere plegers;
- het lijkt erop dat bij de gemelde gevallen het misbruik in
pleeggezinnen langer duurt dan in instellingen. In de helft van de
gevallen houdt het meer dan 3 jaar aan;
- de meldingen over aard van het misbruik worden in de loop der
jaren steeds ernstiger, over de frequentie nemen zij tegelijkertijd af.
In een van de deelonderzoeken, het prevalentie-onderzoek, zal
nagegaan worden of deze indruk klopt;
- veel kinderen durven niets te zeggen over het misbruik, vooral
omdat zij bang zijn;
- als kinderen wel rapporteerden wat hen overkwam, is er in
tweederde van de gevallen niets gedaan met de signalen van het
kind. Dat is niet wezenlijk verbeterd in de loop van de jaren. Deze
waarneming wordt uitgebreid getoetst in de wetenschappelijke
deelonderzoeken waar expliciet onderzocht wordt hoe
overheidsinstanties gereageerd hebben op signalen van seksueel
misbruik;
- klachten en meldingen komen vaak niet terecht waar ze terecht
zouden moeten komen;
- veel kinderen hebben in de vroege jeugd en voorafgaand aan de
uithuisplaatsing al veel traumatische ervaringen opgedaan zoals
mishandeling, misbruik, verwaarlozing en verlating door ouders en
zijn daardoor beschadigd. Een van die ervaringen is seksueel
misbruik in het gezin. Dit herhaald slachtofferschap is uit de
literatuur al bekend;
- vanaf 1980 zakt het misbruik in instellingen snel. Een rol speelt
waarschijnlijk dat meerdere instellingen toen sloten. Na 1980
worden steeds meer kinderen in pleeggezinnen geplaatst;
- de meldingsbereidheid onder slachtoffers uit de jaren na 1980 is
groter. Ook het doen van aangifte bij de politie lijkt te stijgen. De
schaamte en zwijgzaamheid rond het thema werden toen
geleidelijk minder. Een probleem is wel dat politiearchieven van
voor 1980 vrijwel niet aanwezig zijn;

- de meeste melders hebben al hulp gezocht en gevonden. Er zijn
ook melders die aangeven er nu geen behoefte aan te hebben.
Melders die nog geen hulp hebben gehad en aangeven daar
behoefte aan te hebben, worden doorverwezen naar het speciale
nummer van Slachtofferhulp Nederland.
Overgedragen zaken aan Openbaar Ministerie
Veel meldingen zijn niet verjaard. Na afstemming met het Openbaar
Ministerie (OM) en zoveel mogelijk in overleg met de melder draagt de
commissie zaken over aan het OM om te onderzoeken of een
strafrechtelijke vervolging nog mogelijk is en legt de commissie zaken
voor een verjaringstoets voor. Ook worden zaken anoniem ter informatie
toegestuurd. In dat geval heeft er bijvoorbeeld al een veroordeling
plaatsgevonden of is de zaak inmiddels verjaard.
In 2010 zijn er in totaal 48 zaken aan het OM voorgelegd, in 2011 tot nu
toe 5 zaken. De commissie-Samson wordt door het OM regelmatig
geïnformeerd over de uitkomsten.
Er zijn op dit moment van de zaken die in 2010 en 2011 naar het OM zijn
gestuurd nog 11 zaken in onderzoek (9 bij de politie en 2 ter beoordeling
bij het OM), 25 zaken zijn afgerond en bij 3 zaken heeft men geen
contact kunnen krijgen met de melder. Er zijn 5 zaken voorgelegd voor
een verjaringstoets en 9 zaken ter informatie gestuurd.
Hulpverlening
In de meeste gevallen hebben melders zelf eerder hulp gezocht. Daarnaast
blijkt de commissie dat veel melders op dit moment behoefte hebben aan
hulp. De commissie heeft in augustus 2010 goede afspraken gemaakt met
Slachtofferhulp Nederland. 44 mensen hebben individuele begeleiding
gekregen. In 13 gevallen is op verzoek van de commissie door
Slachtofferhulp Nederland zelf het contact gelegd met de melder en is
niet het initiatief van betrokkene daartoe afgewacht. Bij twee personen is
het helaas niet gelukt om het contact tot stand te brengen. Op dit moment
worden 17 mensen door Slachtofferhulp Nederland begeleid in
langdurige trajecten. Bij 27 personen is de begeleiding door
Slachtofferhulp Nederland afgerond. 4 personen zijn voor specialistische
hulp doorverwezen. Tientallen mensen hebben eenmalig contact gehad.
Mensen hebben daardoor uitgebreider hun verhaal kunnen vertellen, een
5
begin gemaakt met verwerking of therapie. De commissie verneemt
regelmatig van cliënten dat zij de snelle en professionele begeleiding van
Slachtofferhulp Nederland op prijs stellen.
Onderzoekswerkzaamheden
Voortgang onderzoek
De wetenschappelijke deelonderzoeken verlopen volgens planning. Er is
op dit moment bij de deelonderzoeken geen sprake van vertraging. Alles
is erop gericht om op tijd aan de commissie te kunnen rapporteren. (zie
voor verdere informatie (www.commissiesamson.nl).
Als laatste deelonderzoek is van start gegaan het onderzoek naar seksueel
misbruik bij kinderen met een verstandelijke beperking in de periode
2008-2010. Het kwantitatieve deel van dit onderzoek wordt uitgevoerd
door de Rijksuniversiteit Leiden. Het kwalitatieve deel van dit onderzoek
– het houden van interviews met ouders en professionals alsook een
literatuurstudie - wordt uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam
in samenwerking met het Kohnstamm-instituut.
In het vorige openbaar bericht werd al mededeling gedaan dat de
commissie het optreden van politie en OM onderzoekt. Het onderzoek bij
de politie richt zich erop hoe de politie destijds is omgegaan met signalen
van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Daarbij wordt nagegaan of een
melding al of niet geresulteerd heeft in het doen van een aangifte. Het
onderzoek bij het OM richt zich op het sepotbeleid van het OM in
jeugdzorgzaken, d.w.z. of de sepots verdedigbaar en derhalve gegrond
zijn.
Er is een belangrijke beschrijving van het juridische kader afgerond (zie
www.commissiesamson.nl). De voormalig raadsadviseur mr. J.J. Wiarda
heeft een beschrijving op hoofdlijnen gegeven van de voor de commissie
relevante verdragen en wetgeving op strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en
privaatrechtelijke gebied. De beschrijving van het uiterst omvangrijke,
complexe en veelsoortige juridische kader zoals gegeven door de heer
Wiarda is van grote waarde. De andere deelonderzoeken waaronder het
governance-onderzoek zullen er gebruik van maken. Zo zal het historisch
onderzoek het overheidsbeleid verhelderen. En het governance-onderzoek
zal laten zien hoe de wettelijke verantwoordelijkheid van instanties en
personen daadwerkelijk vorm is gegeven en verantwoord. De
beschrijving van het juridische kader is beschikbaar gesteld aan de
commissie-Deetman.
6
Betrokkenheid jeugdveld
Ten behoeve van een goede voortgang van het onderzoek is het wezenlijk
dat de onderzoekers bij alle relevante dossiers en archieven kunnen.
Daarnaast is het van belang dat werkenden in de jeugdzorg informatie
verschaffen aan de onderzoekers. Er zijn hiertoe inmiddels convenanten
afgesloten met leden van Jeugdzorg Nederland, de Vereniging van
Orthopedische Behandelcentra en de Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland. De wetenschappers nemen op hun beurt ethische en
privacystandaarden in acht, zodat zij verantwoord omgaan met
vertrouwelijke informatie. Het is ook om die reden dat de commissie-
Samson het College Bescherming Persoonsgegevens bericht heeft over
het protocol dat zij hanteert.

Geen opmerkingen: