Extra nieuwsbrief van de commissie van onderzoek naar seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk (30 juni 2011)

----- Original Message -----
From: Reactie Onderzoekrk
Sent: Thursday, June 30, 2011 2:30 PM
Subject: Extra nieuwsbrief van de commissie van onderzoek naar seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk (30 juni 2011)


Adviezen en onderzoeken over seksueel misbruik
Met deze extra nieuwsbrief brengt de commissie- Deetman u op de hoogte van een aantal adviezen en publicaties dat is uitgebracht omtrent seksueel misbruik van minderjarigen. In deze nieuwsbrief staan de verwijzingen naar deze publicaties vermeld.

De commissie- Deetman gaat zich vanaf 1 juli toeleggen op de opstelling van haar eindrapportage. Uiteraard blijft de commissie communiceren met nieuwsbrieven.

Onderzoek van de heer Steenhuis over de manier waarop het OM is omgegaan met zedenzaken tegen Rooms Katholieke geestelijken
Op 29 juni heeft de heer Steenhuis onderzoek uitgebracht aan de minister van Veiligheid en Justitie over de manier waarop het OM is omgegaan met zedenzaken tegen Rooms Katholieke geestelijken. Het advies staat gepubliceerd op de website van Koepel Landelijk Overleg Kerkelijk Misbruik.

Advies van de Gezondheidsraad over de behandeling van de gevolgen van kindermishandeling
Op 28 juni heeft de Gezondheidsraad advies uitgebracht aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de behandeling van de gevolgen van kindermishandeling.
Het advies staat gepubliceerd op de website van de Gezondheidsraad.

Advies van de heer Bandell over Hulp en Recht
Op 24 juni heeft de heer drs. R.J.G. Bandell advies uitgebracht over de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie- Deetman voor een verbetering van de hulpverlening en voor een verbetering van het functioneren van Hulp & Recht. Dit advies staat gepubliceerd op de website van Hulp en Recht.

Bericht Movisie
Op 24 juni heeft Movisie, het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling, het bericht gepubliceerd dat het College Bescherming Persoonsgegevens akkoord gaat met een registratiesysteem voor leden van vrijwilligersorganisaties die gesanctioneerd zijn wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit bericht en achtergrondinformatie staan op de website van Movisie.

Bericht commissie Samson
Op 22 juni heeft de commissie- Samson een vierde bericht gepubliceerd over de meldingen die zij tot dan toe heeft ontvangen. De commissie- Samson doet onderzoek naar seksueel misbruik van minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst in instellingen of pleeggezinnen. Het bericht staat gepubliceerd op de website van de commissie- Samson.

Advies van de commissie-Lindenbergh over compensatie na seksueel misbruik
Op 20 juni heeft de commissie-Lindenbergh de bisschoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen geadviseerd over compensatie na seksueel misbruik van minderjarigen. Het advies staat gepubliceerd op de website van Koepel Landelijk Overleg Kerkelijk Misbruik.

Herhaling Nieuwsbrief van de commissie van onderzoek naar seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk (24 juni 2011)
De adviezen van de heer Bandell en de commissie-Lindenbergh
Op 20 juni heeft de commissie-Lindenbergh de bisschoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen geadviseerd over compensatie na seksueel misbruik van minderjarigen. Binnenkort verwacht de commissie-Deetman de rapportage over de uitvoering van haar aanbevelingen voor een verbetering van de hulpverlening en voor een verbetering van het functioneren van Hulp & Recht. De heer drs. R.J.G. Bandell is hiermee aan de slag. Op 1 juli begint de commissie met de herevaluatie van Hulp & Recht en de hulpverlening. Begin juli start zij met gesprekken hierover met onder anderen de heer Bandell. Zij heeft inmiddels ook al enkele slachtoffers gesproken en zal ook na 1 juli met slachtoffers spreken.
De eindrapportage
De commissie gaat zich vanaf 1 juli toeleggen op de opstelling van haar eindrapportage. Uiteraard blijft de commissie communiceren met nieuwsbrieven.

met vriendelijke groeten,
dr. H.P.M. (Bert) Kreemers
secretaris en onderzoeksmanager
commissie onderzoek naar seksueel misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk
Postbus 556
2501 CN Den Haag
telefoon 070-3765962

Access to Justice; und jezt reden wir: Opfern von Unrecht und Misshandlungen in der Heimerziehung wirksam helfen

Am 20. Juni 2011 haben sich die Mitglieder des ehemaligen Runden Tisches Heimerziehung, wie im Abschlussbericht angeregt, getroffen, um sich über den aktuellen Stand der Umsetzung zu informieren. Zu diesem Treffen waren Mitglieder der interfraktionellen Arbeitsgruppe des Bundestages sowie Vertreter der Länder eingeladen.

Aus der Bundesebene wurde berichtet, dass die Fraktionen der CDU/CSU, der SPD, der FDP, Bündnis 90/ die Grünen einen gemeinsamen Antrag zur Umsetzung der Vorschläge des Runden Tisches dem Bundestag vorgelegt haben.

Die Fraktion der Linken hat einen eigenen Antrag vorgelegt.

Am 09. Juni 2011 fand die erste Lesung im Bundestag zu beiden Anträgen statt.
Die weitere Bearbeitung erfolgt im zuständigen Familienausschuss.
Vor diesem Ausschuss fand am 27. Juni 2011 eine Anhörung von Experten statt. Ziel ist es, bis zum Herbst dieses Jahres den Bundestagsbeschluss herbeizuführen, der die Umsetzung der Lösungsvorschläge des RTH ermöglicht.

bron Runder Tisch Heimerziehung
elektronische Vorab-Fassung*
* Wird nach Vorliegen der lektorierten Druckfassung durch diese ersetzt.Antrag
der Abgeordneten Dorothee Bär, Markus Grübel, Elisabeth Winkelmeier-Becker, Manfred Kolbe, Peter Altmaier, Dr. Christoph Bergner, Klaus Brähmig, Ingrid Fischbach, Manfred Grund, Norbert Geis, Thomas Jarzombek, Ewa Klamt, Katharina Landgraf, Stefan Müller (Erlangen), Michaela Noll, Eckhard Pols, Erwin Rüddel, Nadine Schön, Dr. Peter Tauber, Arnold Vaatz, Marcus Weinberg, Volker Kauder, Gerda
Hasselfeldt und der Fraktion der CDU/CSU
sowie der Abgeordneten Marlene Rupprecht, Petra Crone, Christel Humme, Caren Marks, Franz Müntefering, Aydan Özoğuz, Thomas Oppermann, Sönke Rix, Stefan Schwartze, Dagmar Ziegler, Dr. Frank-Walter Steinmeier und der Fraktion der SPD sowie der Abgeordneten Sibylle Laurischk, Christian Ahrend, Stephan Thomae,Rainer Brüderle und der Fraktion der FDP
sowie der Abgeordneten Katja Dörner, Josef Philip Winkler, Volker Beck (Köln), Renate Künast, Jürgen Trittin, Ekin Deligöz, Kai Gehring, Katrin Göring-Eckardt, Britta Haßelmann, Priska Hinz (Herborn), Ingrid Hönlinger, Memet Kilic, Maria Klein-Schmeink, Agnes Krumwiede, Stefan Kühn, Markus Kurth, Monika Lazar, Jerzy Montag, Dr. Konstantin von Notz, Tabea Rößner, Krista Sager, Elisabeth Scharfenberg, Wolfgang Wieland und der Fraktion BÜNDNIS 90/DIE GRÜNEN

Der Bundestag wolle beschließen:

I. Der Deutsche Bundestag stellt fest:In der Zeit von 1949 bis 1975 lebten etwa 700.000 bis 800.000 Säuglinge, Kinder und Jugendliche in der Bundesrepublik Deutschland in stationärer Heimunterbringung. Ganz überwiegend befanden sich diese Heime in kirchlicher und kommunaler Hand. Verantwortlich für die Einweisung und die Unterbringung waren die Jugendämter und die Landesjugendämter. Häufig ging eine Entscheidung des Vormundschaftsgerichts der Heimunterbringung voraus.

Die Heimerziehung von Kindern und Jugendlichen in Heimen in der Bundesrepublik Deutschland als auch in der DDR war in ihrer ondividuellen Praxis sehr vielfältig. Es gab Heime mit fürsorglicher Unterbringung, aber auch Heime, in denen Kindern und Jugendlichen teilweise systematisch Leid und Unrecht zugefügt wurde.

Leid und Unrecht erlitten auch Kinder und Jugendliche, die in Einrichtungen der Behindertenhilfe sowie Einrichtungen der Kinder- und Jugendpsychiatrie untergebracht waren.

Aus dem Blickwinkel der Kinder gab es keinerlei Möglichkeit des Rechtsschutzes gegen die Einweisung oder das Unrecht, dem sie in den Heimen ausgesetzt waren.
In den alten Ländern schied dies faktisch aus, in der DDR gab es nicht einmal die
theoretische Möglichkeit.

1. Heimkinder in der Bundesrepublik Deutschland und BerlinWest

Im Jahr 2006 wandten sich eine Reihe ehemalige Heimkinder, die in Heimen in Westdeutschland untergebracht waren, an den Petitionsausschuss des Deutschen Bundestages, weil viele der in den Heimen untergebrachten Kinder und Jugendlichen unter menschenunwürdigen Erziehungsmethoden wie entwürdigenden Bestrafungen, willkürlichem Einsperren, vollständiger Entmündigung und massiven Gewalttätigkeiten wie körperlicher und sexueller Gewalt durch die Erzieherinnen und Erzieher gelitten hätten.
In konfessionellen Heimen, aber auch in staatlichen Heimen wurde Kindern und
Jugendlichen häufig religiöser Zwang auferlegt und deren Recht auf religiöse Mitbestimmung nach Artikel 4 Absatz 1 des Grundgesetzes missachtet.
Überwiegend hätten sie in den Erziehungsheimen unentgeltlich arbeiten müssen, wobei die von ihnen ausgeübte Arbeit vorwiegend gewerblichen Charakter gehabt und nicht der Ausbildung gedient habe.
Dabei wurden häufig mögliche gesundheitliche Schädigungen vernachlässigt. Auch würden die ausgeübten Tätigkeiten nicht in der gesetzlichen Rentenversicherung anerkannt, so dass nunmehr auch geringe Renten gezahlt würden oder zu erwarten seien.
Oft fehlte eine schulische und berufliche Förderung der betroffenen Kinder und Jugendlichen bzw. war diese unzureichend.

Die ehemaligen Heimkinder forderten Entschädigungsleistungen und eine Entschuldigung des Deutschen Bundestages sowie eine wissenschaftliche Aufarbeitung der Thematik.
Der Petitionsausschuss des Deutschen Bundestages beschäftigte sich zwei Jahre lang mit der Thematik der Heimerziehung.

In seiner Beschlussempfehlung sieht und erkennt er erlittenes Unrecht und Leid, das Kindern und Jugendlichen in verschiedenen Säuglings-, Kinder- und Jugendheimen in der Bundesrepublik in der Zeit zwischen 1949 und 1975 widerfahren ist und bedauert dies zutiefst.
Da es für eine generelle Regelung hinsichtlich Entschädigung und Rentenanerkennung keine Rechtsgrundlage gibt und die individuellen Ansprüche der Heimkinder gegenüber den Trägern verjährt sind, empfiehlt der Petitionsausschuss in seiner Beschlussempfehlung, die Anliegen der Heimkinder, d. h. das Aufarbeiten der Geschehnisse und Erlangen von Genugtuung, im Rahmen eines Runden Tisches einer Lösung zuzuführen.
Teilnehmerinnen und Teilnehmer des Runden Tisches sollten Betroffene, Träger, Wissenschaftlerinnen und Wissenschaftler, Verbände,Vertreterinnen und Vertreter des Bundes und der Länder, des Petitionsausschuss des Deutschen Bundestages sowie der Kirchen sein.

In der öffentlichen Debatte wurde gelegentlich eine pauschale Entschädigung für alle Heimkinder gefordert, die auch im Petitionsausschuss debattiert wurde. Eine solche Lösung würde voraussetzen, dass die damalige Heimerziehung generell als Unrechtstatbestand einzustufen ist. Dies ist aber gerade nicht der Fall.

Bewertungen des Runden Tisches Heimerziehung
Aufgrund der Beschlussempfehlung des Petitionsausschusses in seiner Sitzung am 26. November 2008 hat der Deutsche Bundestag einstimmig und in fraktionsübergreifendem Konsens erstmals in seiner Geschichte einen Runden Tisch eingerichtet. Der Runde Tisch „Heimerziehung in den 50er und 60er Jahren“ konstituierte sich am 17. Februar 2009. Er beschäftigte sich ausführlich mit der Situation in allen Heimen und
überreichte seine im Konsens beschlossenen Empfehlungen am 19.Januar 2011 dem Bundestagspräsidenten.

Der Runde Tisch kommt zu folgender Bewertung:
o Es gab in der Heimerziehung vielfaches Unrecht und Leid.
o Es kam zu zahlreichen Rechtsverstößen, die auch nach damaliger Rechtslage und deren Auslegung nicht mit dem Grundgesetz und dem damals geltenden Recht vereinbar waren.
o Für das erlebte Leid der Heimkinder verantwortlich waren Vormünder, Pfleger, Jugendämter, Landesjungendämter, Vormundschaftsgerichte, Träger von öffentlichen, freien, kirchlichen und sonstigen Einrichtungen, Heimleitung und –personal, aber auch Eltern und die für die rechtlichen Rahmenbedingungen und Richtlinien und deren Anwendung verantwortlichen. Hierzu zählen der Bund, die Länder und die Gerichte.

0 Die betroffenen ehemaligen Heimkinder tragen an dem ihnen angetanen Unrecht und Leid selbst keine Schuld.
Vielmehr waren es die gesellschaftlichen Bedingungen, problematische Menschenbilder bei den Handelnden und ein schlechtes und an vielen Stellen demokratisch unreifes System, die das ihnen Angetane bewirkt haben. Heimerziehung als disziplinierende und kontrollierende Instanz ist dabei in den Kontext eines in den 50er und 60er Jahren autoritären Zeitgeists und einer anderen gesellschaftlichen Sicht auf Kinder und Jugendliche zu stellen.

Empfehlungen des Runden Tisches Heimerziehung
Als Rehabilitierung schlägt der Runde Tisch ein Maßnahmenbündel vor.
Dazu gehören vor allem die Anerkennung des erlittenen Unrechts und eine Entschuldigung der damals Verantwortlichen, die Vereinfachung der Einsichtnahme der Betroffenen in ihre damaligen personenbezogenen Akten sowie die Einrichtung von niedrigschwelligen Anlauf- und Beratungsstellen. Mit Hilfe finanzieller Maßnahmen sollen heute noch vorhandene Folgen aus der Zeit der Heimunterbringung gemindert werden, z.B. durch Einmalzahlungen für nicht geleistete Sozialversicherungsbeiträge oder finanzielle Hilfen zur Überwindung von Folgeschäden (z.B. Traumatherapien). Darüber hinaus soll finanzielle Unterstützung gewährt werden für die Wissenschaftliche Aufarbeitung der Heimerziehung.
Finanzierung der Maßnahmen für die westdeutschen Heimkinder
Zur Finanzierung der Maßnahmen schlägt der Runde Tisch Heimerziehung die Gründung eines bundesweiten Fonds oder einer bundesweiten Stiftung vor. Die auf 120 Mio. Euro angelegte Finanzierung soll durch den Bund, die alten Länder und die Kirchen zu jeweils einem Drittel (je 40 Mio. Euro) erfolgen. 100 Mio. Euro sollen für den Fonds für Folgeschäden, 20 Mio. Euro für den Rentenersatzfonds vorgesehen werden.

2. Heimkinder in der DDR
Leid und Unrecht erlitten auch Kinder und Jugendliche in Heimen in der DDR. Ihr Schicksal wurde nicht im Rahmen des Runden Tischs „Heimerziehung in den 50er und 60er Jahren“ behandelt, weil sich dessen Arbeit auf die Petitionen zum Schicksal ehemaliger Heimkinder in der Bundesrepublik Deutschland und die dazugehörige Beschlussempfehlung des Petitionsausschusses bezog.
Die wissenschaftliche Aufarbeitung begann nach der Friedlichen Revolution, insbesondere durch die Gedenkstätte „Geschlossener Jugendwerkhof Torgau“.
Die Kinder- und Jugendfürsorge in der DDR verfolgte immer auch das politische Ziel, eine Unterordnung der Kinder und Jugendlichen unter die sozialistische Diktatur zu erzwingen. Gründe für die Unterbringung in Heimen waren familiärer, fürsorglicher und politischer Art.
Angesichts des erlittenen Unrechts in Erziehungseinrichtungen der DDR hält es der Deutsche Bundestag für notwendig, Hilfsangebote für Opfer aus Heimen der DDR vorzusehen und an den Empfehlungen des Runden Tisches Heimerziehung zu orientieren. Im Rahmen solcher Hilfsangebote sollten Leistungen berücksichtigt werden, die nach den Rehabilitierungsgesetzen für die Heimunterbringung gewährt worden sind. Bei der Finanzierung dieser Hilfen sollte der Bund ebenfalls ein Drittel übernehmen.


II. Der Deutsche Bundestag
1. dankt den Teilnehmerinnen und Teilnehmern des Runden Tisches Heimerziehung unter der Leitung der Vizepräsidentin des Deutschen Bundestages a. D. Dr. Antje Vollmer für ihre Arbeit;
2. sieht und erkennt erlittenes Unrecht und Leid, das Kindern und Jugendlichen in verschiedenen Heimen in der alten Bundesrepublik und in der DDR widerfahren ist und bedauert dies zutiefst;
3. spricht sich dafür aus, für ehemalige Heimkinder in der früheren Bundesrepublik und der DDR, die Leid und Unrecht erfahren haben, angemessene Lösungen und gleichwertige Formen der Wiedergutmachung vorzusehen.

III. Der Deutsche Bundestag fordert die Bundesregierung auf,

1. dem Deutschen Bundestag in Abstimmung mit den betroffenen Ländern und den Kirchen zeitnah eine angemessene Umsetzung der Lösungsvorschläge des Runden Tisches Heimerziehung vorzulegen.
Diese umfasst beispielsweise die Realisierung rehabilitativer Maßnahmen, finanzieller Maßnahmen zugunsten einzelner Betroffener ohne Anrechnung auf Renten und Transferleistungen, finanzieller Maßnahmen für überindividuelle Aufarbeitung, Prävention und Zukunftsgestaltung sowie die Einrichtung regionaler Anlauf- und Beratungsstellen für Betroffene.

Darüber hinaus
· ist dem Bundestag eine geeignete Rechtsform für die Umsetzung der Vorschläge des Runden Tisches (Fonds/Stiftung)vorzuschlagen, mit der den Betroffenen Hilfen effektiv, zügig und unkompliziert gewährt werden können;
· sind die privaten und öffentlichen Träger aufzufordern, dafür Sorge zu tragen, dass für die Betroffenen die Einsichtnahme in Akten und Dokumente der Kinder- und Jugendhilfe bzw. Vormundschaftswesens erleichtert wird;
· ist dem Deutschen Bundestag bis Ende Juni 2013 ein Bericht über den Stand der Umsetzung der Empfehlungen des Runden Tisches Heimerziehung vorzulegen, dies betrifft auch die Empfehlungen zur „Prävention und Zukunftsgestaltung“;

2. dem Deutschen Bundestag in Abstimmung mit den betroffenen Ländern möglichst zeitgleich eine Lösung vorzuschlagen, mit der Kinder und Jugendliche, die in Kinder- und Jugendhilfeeinrichtungen der DDR Unrecht erlitten haben, entsprechende, zu den Vorschlägen des Runden Tisches Heimerziehung gleichwertige Hilfen zugebilligt werden können. Die weitere wissenschaftliche Aufarbeitung ist sicherzustellen, insbesondere unter Einbeziehung der Arbeit der Gedenkstätten in Ost und West;

3. für andere Opfergruppen in Abstimmung mit den betroffenen
Ländern Regelungen zu finden.

Volker Kauder, Gerda Hasselfeldt und Fraktion
Dr. Frank-Walter Steinmeier und Fraktion
Rainer Brüderle und Fraktion
Renate Künast, Jürgen Trittin und Fraktion

elektronische Vorab-Fassung*
* Wird nach Vorliegen der lektorierten Druckfassung durch diese ersetzt.

elektronische Vorab-Fassung*
* Wird nach Vorliegen der lektorierten Druckfassung durch diese ersetzt.

Antrag
der Abgeordneten Heidrun Dittrich, Diana Golze, Matthias W. Birkwald, Klaus Ernst, Ulla Jelpke, Katja Kipping, Jutta Krellmann, Cornelia Möhring, Wolfgang Neskovic, Yvonne Ploetz, Kersten Steinke, Halina Wawzyniak, Jörn Wunderlich, Sabine Zimmermann und der Fraktion DIE LINKE.

Unterstützung für Opfer der Heimerziehung – Angemessene Entschädigung für
ehemalige Heimkinder umsetzen
Der Bundestag wolle beschließen:
I. Der Deutsche Bundestag stellt fest:
1. Am 13. Dezember 2010 wurde der Abschlussbericht des Runden Tisches Heimerziehung der Öffentlichkeit vorgestellt. Der Runde Tisch befasste sich mit der Situation von Kindern und Jugendlichen, die in den Jahren 1949 bis 1975 in der Bundesrepublik Deutschland in stationärer Heimunterbringung lebten.
In seinem Abschlussbericht kommt der Runde Tisch zu der Bewertung, dass die Gründe wegen derer die Kinder und Jugendlichen in Heimerziehung kamen, aus heutiger Sicht oftmals nicht nachvollziehbar sind. Denn dabei hätten auch die damalige Rolle der Heimerziehung als disziplinierende und kontrollierende Instanz, ein reaktionär-konservativer Zeitgeist und eine andere gesellschaftliche Sicht auf Kinder und Jugendliche eine Rolle gespielt.

Der Runde Tisch erkennt zudem an, dass bei der Durchführung der Heimerziehung Unrecht geschehen und Leid verursacht worden ist. Die Auflistung der zahlreichen Missstände erfolgt im Abschlussbericht unter den Zwischenüberschriften: „Strafen in der Heimerziehung", „Körperliche Züchtigung", „Arreststrafen und Essensentzug", „Demütigende Strafen", „Kollektivstrafen", „Kontaktsperren und Briefzensur", „Sexuelle Gewalt", „Religiöser Zwang", „Einsatz von Medikamenten/ Medikamentenversuche", „Arbeit und Arbeitszwang" sowie „Fehlende oder unzureichende schulische und berufliche Förderung".

In einer zusammenfassenden Bewertung kommt der Runde Tisch schließlich zu der Einschätzung, dass es in der Heimerziehung der frühen Bundesrepublik zu zahlreichen Rechtsverstößen gekommen ist, die auch nach damaliger Rechtslage und deren Auslegung nicht mit dem Gesetz und auch nicht mit pädagogischen Überzeugungen vereinbar waren. Elementare Grundsätze der Verfassung wie das Rechtsstaatsprinzip, die Unantastbarkeit der Menschenwürde und das Recht auf persönliche Freiheit und körperliche Integrität hätten bei weitem zu wenig Beachtung und Anwendung gefunden.

Die Heimerziehung in der DDR bedarf ebenso einer kritischen Aufarbeitung. Die Aufarbeitung der Heimerziehung in der DDR ist jedoch noch nicht abgeschlossen.

2. Als Rehabilitierung schlägt der Runde Tisch ein Maßnahmebündel vor. Dazu gehören vor allem die Anerkennung des erlittenen Unrechts und eine Entschuldigung der damals Verantwortlichen, die Vereinfachung der Einsichtnahme der Betroffenen in ihre damaligen personenbezogenen Akten sowie die Einrichtung von niedrigschwelligen Anlauf- und Beratungsstellen.

Für finanzielle Maßnahmen soll ein Fonds für ehemalige Heimkinder gegründet werden. Dafür sollen 120 Millionen Euro zur Verfügung stehen, die zu gleichen Teilen von Bund, den westdeutschen Bundesländern und den beiden Kirchen getragen werden sollen.
Der Runde Tisch orientiert seine Vorschläge für aus dem Fonds zu leistende finanzielle Entschädigungen dabei an heute noch bestehenden Beeinträchtigungen, die die Heimerziehung verursacht hat. 20 Millionen Euro sollen für einen „Rentenersatzfonds" und 100 Millionen Euro für einen „Fonds für Folgeschäden aus Heimerziehung" zur Verfügung stehen. Aus diesem „Folgeschädenfonds" sollen Maßnahmen zugunsten einzelner Betroffener aufgrund von Traumatisierungen und besonderem Hilfebedarf bezahlt werden können. Der Katalog des „besonderen Hilfebedarfs" enthält im Wesentlichen die üblichen Angebote von Trägern der Sozialen Arbeit mit älteren Menschen in schwierigen Lebenslagen.

3. Viele Betroffene, die in Erziehungsheimen der Bundesrepublik Leid und Unrecht erfahren haben, distanzieren sich von den Ergebnissen des Runden Tisches. Sie kritisieren bereits dessen Zusammensetzung.

So seien unter den 21 stimmberechtigten Mitgliedern lediglich drei ehemalige Heimkinder
vertreten gewesen. Die ehemaligen Heimkinder seien zudem massiv unter Druck gesetzt worden. Es habe geheißen, wenn nicht weiterverhandelt werde, sei der Runde Tisch geplatzt, und es gebe gar nichts für die ehemaligen Heimkinder (Das Parlament vom 24.01.2011).

Der im Abschlussbericht vorgeschlagene Fonds mit 120 Millionen Euro sei unterfinanziert und auf keinen Fall ausreichend. Mit dieser Summe sei eine angemessene Entschädigung für die meisten Opfer nicht möglich (Das Parlament a.a.O.).

4. Der Deutsche Bundestag erachtet insbesondere die Frage der finanziellen Entschädigung ehemaliger Heimkinder durch die Empfehlungen des Runden Tisches als nicht zufriedenstellend gelöst. Die finanziellen Empfehlungen des Runden Tisches zielen nicht auf eine Anerkennung der Leiden der ehemaligen Heimkinder. Sie versuchen durch das Anknüpfen an noch vorhandenen Folgeschäden lediglich, eine angemessene Versorgung der Opfer der Heimerziehung sicherzustellen. Eine angemessene Versorgung sollte jedoch bereits im Rahmen der allgemeinen sozialen Sicherungssysteme selbstverständlich gewährleistet sein.

Die Betroffenen dürfen aus Sicht des Deutschen Bundestages erwarten, dass eine finanzielle Anerkennung ihrer Leiden nicht von noch vorhandenen Folgeschäden abhängig gemacht wird.
Eine gerechte Entschädigung muss an dem verübten Unrecht ansetzen. Eine pauschalierte Opferentschädigung für ehemalige Heimkinder, die unter dem „System Heimerziehung" gelitten haben, ist deshalb unerlässlich.

Eine solche pauschalierte Opferentschädigung ist auch mit den Feststellungen des Runden Tisches vereinbar. Der Runde Tisch spricht von einem „System Heimerziehung". Prof. Dr. Manfred Kappeler wies in seiner Würdigung des Abschlussberichts des Runden Tisches auf das systematische Unrecht hin, das in Heimen stattgefunden hat.

Die ehemaligen Heimkinder selbst wollten den Begriff des „Unrechtssystems der Heimerziehung" in den Runden Tisch einführen, wurden jedoch überstimmt.

Die Ausgrenzung der Heimkinder und ihre Ohnmacht gegenüber den Institutionen war weit verbreitet und wurde vom damals geltenden Recht mit verursacht und begünstigt. Die Personengruppe der Heimkinder war dadurch von wesentlichen rechtsstaatlichen Sicherungen ihrer Rechte ausgeschlossen.
Der Rechtsstaat Bundesrepublik hat seine eigenen Ansprüche gegenüber den Heimkindern nicht eingelöst.

5. Die Höhe der Entschädigungszahlungen sollte sich an dem Beispiel anderer Staaten orientieren. In der Republik Irland erhielten ehemalige Heimkinder eine Entschädigung von durchschnittlich 75 000 Euro. Insgesamt wurde dort eine Summe von insgesamt 1,2 Milliarden Euro für die Opferentschädigung zur Verfügung gestellt.

In der Bundesrepublik empfiehlt aktuell die Unabhängige Beauftragte des Runden Tisches Sexueller Missbrauch bis zu 50 000 € als Entschädigung an die Betroffenen zu zahlen.


II. Der Deutsche Bundestag fordert die Bundesregierung auf,
1. zeitnah einen Gesetzentwurf für ein Heimerziehungsopferentschädigungsgesetz vorzulegen,
das sich an folgenden Eckpunkten orientiert:
• Das Gesetz regelt die Entschädigung ehemaliger Heimkinder, die in den Jahren 1949 bis 1975 in der Bundesrepublik Deutschland in stationärer Heimunterbringung lebten.
• Als Anerkennung für das Leiden ehemaliger Heimkinder wird eine monatliche Entschädigungsleistung in Höhe von monatlich 300 Euro oder nach Wahl der Berechtigten eine
Einmalzahlung von 54.000 Euro eingeführt. Damit soll für die Betroffenen eine Anerkennung
der erlittenen Nachteile und Schädigungen geschaffen werden.
• Die Entschädigungszahlungen erfolgen unabhängig von aktuell noch vorhandenen Folgeschäden.
Anknüpfungspunkt ist allein das den Betroffenen zugefügte persönliche Unrecht.
• Für besonders geschädigte ehemaliger Heimkinder soll bei Glaubhaftmachung ihrer besonderen Schädigung eine höhere Einmalzahlung oder Opferrente möglich sein.
• Neben den öffentlichen, privaten und kirchlichen Trägern der Heime werden auch Betriebe,
die Heimkinder beschäftigten, an der Finanzierung angemessen beteiligt.
• Die Entschädigungszahlungen sind unabhängig von anderen Ansprüchen und nicht auf sie
anrechenbar. Der Anspruch ist unpfändbar und nicht vererbbar;

2. dem Deutschen Bundestag zeitnah eine angemessene Umsetzung der Vorschläge des Runden
Tisches (mit Ausnahme der Empfehlungen zu den individuellen Entschädigungsleistungen)
vorzulegen;

3. dem Deutschen Bundestag möglichst zeitgleich eine Lösung vorzuschlagen, wie auch ehemaligen Heimkindern mit Behinderung, ehemaligen Heimkindern aus der DDR und ehemaligen Heimkindern, deren Heimzeit in den 40er-Jahren lag, eine gleichwertige Anerkennung zugebilligt werden kann;

4. die Empfehlung des Runden Tisches nach einer Entschuldigung umzusetzen. Die Bundesregierung bittet im Namen der beteiligten staatlichen Institutionen um Entschuldigung. Die Kirchen und Privatheime werden aufgefordert, um Entschuldigung zu bitten.

Berlin, den 8. Juni 2011
Dr. Gregor Gysi und Fraktion


elektronische Vorab-Fassung*
* Wird nach Vorliegen der lektorierten Druckfassung durch diese ersetzt.

OM liet misbruikzaken Kerk opzettelijk verjaren in een kastje

nrc 29-6-2011

OM liet misbruikzaken Kerk opzettelijk verjaren in een kastje

Het oude Paleis van Justitie in Den Bosch. Beeld Google Maps

door Joep Dohmen

BINNENLAND 

Het Openbaar Ministerie heeft misbruikzaken van katholieke priesters en geestelijken opzettelijk laten verjaren. De zaken werden opgeborgen in een kastje in het Paleis van Justitie in Den Bosch.

Dat blijkt uit een rapport over de afhandeling door het OM van kerkelijke misbruikzaken in het verleden. Het is geschreven door voormalig procureur-generaal Dato Steenhuis op verzoek van het College van procureurs-generaal. Het rapport is vandaag aangeboden aan de Tweede Kamer.

In het rapport wordt het bestaan van het speciale kastje gemeld door Hans Blok, oud-procureur-generaal in Den Bosch. Bij zijn aantreden in 1997, als opvolger van Rolph Gonsalves, trof hij het kastje aan. Daarin lagen zedenzaken tegen katholieke geestelijken opgeborgen. Het waren, schrijft Steenhuis in zijn rapport, zaken uit de jaren vijftig en zestig waarmee niets gedaan was door opeenvolgende procureurs-generaal. Voorgangers van Gonsalves waren J. Corsten (1978-1986) en A. van Overveldt (1965-1978).

‘ZES Á ZEVEN ZAKEN IN HET KASTJE’

Volgens Steenhuis lagen er toen Blok aantrad nog “zes á zeven zaken” in het kastje. Blok liet, schrijft Steenhuis, de dossiers opbergen omdat er zoveel jaar later “niets meer mee valt te doen”. Volgens Steenhuis zijn de dossiers daarna op grond van de Wet politiegegevens vernietigd. “Ik sluit niet uit dat de zaken in het kastje waren gelegd om ze te laten verjaren”, zegt Steenhuis in een toelichting op zijn rapport. Het bestaan van het kastje is tegenover Steenhuis bevestigd door Rein Peters, waarnemend procureur-generaal na het vertrek van Gonsalves.

In zijn rapport citeert Steenhuis ook uit de memoires van Gonsalves. Die deed verslag van zijn kennismakingsgesprek in 1986 met twee bisschoppen:

“Ik bezocht de bisschoppen op eigen initiatief. Van mijn voorganger begreep ik dat zich wel eens delicate zaken voordeden, waarin leden van de katholieke geestelijkheid waren betrokken. Men stond een discrete behandeling voor. Tegen de bisschoppen zei ik: ‘Ik wil ook op dat punt duidelijk zijn. Als u hoort dat een van uw priesters zich aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt’ - waarbij het kon gaan om zedendelicten – ‘dan raad ik u aan om daar meteen met mij contact over op te nemen. Ik ben dan bereid met u te overleggen hoe we de publicitaire schade kunnen beperken. Maar één ding zeg ik u wel: de zaken worden hoe dan ook aangepakt.’”

NOG EEN AANWIJZING VOOR APARTE BEHANDELING GEESTELIJKEN

Het rapport bevat nóg een aanwijzing dat er een aparte behandeling was voor geestelijken. Steenhuis beschrijft een kwestie bij het parket Maastricht. In 1981 zei toenmalig hoofdofficier E. Bauwens tegen officier van justitie J. Huurman, die een zedenzaak tegen een priester op haar bord had gekregen: “Geef maar hier, deze doet de Kerk zelf af.” Huurman is nu vice-president van het gerechtshof in Den Bosch.

De opdracht voor het rapport kwam in februari dit jaar van het College van procureurs-generaal. Dat gaf daarmee gehoor aan een verzoek van de Tweede Kamer. De Kamer was gealarmeerd door berichten over twee zaken van pedofiele priesters die in de jaren tachtig ten onrechte waren geseponeerd. In andere gevallen kregen priesters lage straffen. Bovendien was het aantal zaken dat uiteindelijk voor de rechter kwam gering, ondanks de veelheid aan misbruik.

Voormalig bisschop Jo Gijsen van Roermond (1972-1993) bevestigde eerder over misbruikzaken contacten te hebben gehad bij de parketten in Maastricht en Roermond. Steenhuis sprak niet met Gijsen of andere kerkbestuurders: “Ik wilde mijn onderzoek simpel houden en er was haast bij. Ik moest voor het reces van de Kamer klaar zijn”.

ONDERVRAAGDEN ONTKENNEN BETROKKENHEID

Steenhuis sprak wel met 17 (oud) medewerkers van politie en justitie die in het verleden actief waren in de katholieke landsdelen. Zij ontkennen zelf katholieke geestelijken een ‘voorkeursbehandeling’ te hebben gegeven. Ook zeggen ze - anders dan een kennismakingsgesprek – nooit contacten te hebben gehad met kerkelijke autoriteiten en bevestigen niet dat de Kerk geprobeerd heeft eventuele aangiftes weg te frustreren of onderzoeken tegen te houden. Ook de suggestie dat er binnen het OM aparte regelingen voor priesters bestonden, wordt volgens Steenhuis “niet ondersteund”.

Steenhuis wil aan deze conclusie uit zijn rapport nog wel iets toevoegen: “Ik kan niet uitsluiten, dat met name vóór 1980 priesters en geestelijken wél op een aparte behandeling konden rekenen. Misschien had mijn conclusie iets genuanceerder gekund.”

foto

Its about courage, survival, strenght and resilience, TRC’s 2e National event welcomes all to Inuvik calls upon global witnesses as keepers of history

We (Chairperson Justice Murray Sinclair,
Commissioners Chief Wilton Littlechild and Marie Wilson) are committed to each
other and to the cause of the Commission and we will see this through to the
end. I promise you that we will seek out the stories of all those connected to
the schools who are still alive, from the students and the teachers, to the
managers and the janitors, as well as the officials who planned and carried out
the whole thing.
If you have a story to tell about the schools, we will hear
it. If you cannot come to us, we will come to you. If you cannot speak, we will
find someone to speak for you.
We will go to as many communities as we
humanly can manage and where we can't go ourselves we will send our delegates
armed with our authority to record the stories of those who wish to tell
them.
And in the end we will ensure that the whole world hears their truths
and the truth about residential schools, so that future generations of
Aboriginal and non-Aboriginal Canadians will be able to hold to the statement
that resonates with all of us: This must never happen again."

28-6- 2011
Inuvik, Northwest Territories




klik







bron

een immigrant, arts zonder grenzen dankzij Napoleon, stierf bij de choleraepidemie 1832 in een van de kindergestichten. Dat was 126 jaar voor mijn moeder stierf.
Een van zijn nazaten heeft wraak genomen, dat heb je zo met die buitenlanders.

Abused Breaking The Silence , BBC One 21 juni 2011

Don't let them steal your brains



deel 2 deel 3 deel 4


Reacties The Tablet Lessons from abuse documentary

Catholic Herald
By Francis Phillips
Wednesday, 22 June 2011

I hope the order learns a lesson from Canada, where a Truth and Reconciliation Commission is working to bring healing to victims

As I had anticipated, watching “Abused: Breaking the Silence” last night on BBC One made for difficult viewing. Observing a middle-aged man break down in tears, and others among his peers describe their damaged lives – the word “depression” cropped up over and over again – as they detailed their childhood experiences at the hands of priests in the Rosminian order at a prep school in Tanzania was a painful experience.

St Michael’s, Soni, where the late Fr Kit Cunningham, as well as three other priests, was deeply implicated in the abuse, was a place of violence and terror, “an environment of fear” in which small boys were “terrified into silence”. Given the revelations about other orders and other priests in recent years this is all too easy to imagine. One of the most telling episodes in the programme was when one of the victims confronted his tormentor, Fr Bernard Collins, at the care home where the now very elderly priest is living in retirement, and secretly filmed his response when challenged about abuse. He clearly knew exactly what the victim was talking about, as he had earlier written a letter of repentance – but he still denied the truth of what had happened and made queasy-sounding excuses. He simply could not face up to the implications of his past perverted behaviour.

The response of the Rosminian order itself is also deeply ambivalent. Fr David Myers, the Provincial, met a group of the victims at St Etheldreda’s church in London – the parish where Fr Cunningham had been held in wide esteem for many years – in November 2010; he listened sympathetically to their shocking stories and promised he would take action on their behalf. In fact he did get the priests involved, including Fr Cunningham, to write to their former victims, expressing their remorse and asking for forgiveness. But given the air of deliberate secrecy surrounding this whole episode, it is not surprising that the former pupils found the letters inadequate and perfunctory, “not from the heart” as one explained and bringing more pain rather than the “closure” they had hoped for.

One of the men, John Poppleton (he described Fr Kit as “a monster” who had warned him to be silent about the sexual abuse he suffered), told the TV viewers: “I would like to know a lot more about why he did what he did.” Relations between the victims and the order have now broken down completely. The order accepts what happened but denies all liability; some of the group are now seeking compensation. This would not bring emotional healing but it would be a tangible, legal admission, understood by the world, of the terrible wrong done to past pupils.

When learning of this scandal I read the case of a Canadian friend. Now in his 50s, Michael O’Brien is a well-known icon artist, novelist and public speaker. As a 13-year-old he was sent to a residential Catholic boarding school, Grollier Hall, in Inuvik, the far north of the country. Filled by the children of native Canadians – O’Brien was the exception – the 60 boys in his house were subjected to a “reign of terror, sexual abuse, cruelty and psychological and physical violence” by the lay dormitory supervisor, a man named Martin Houston. What is truly appalling in O’Brien’s story is that after being convicted of abuse and serving nine years in prison, this man was accepted as a seminarian by the late Archbishop Antoine Hacault of St Boniface in Manitoba, and was later ordained a priest.

In a long article published in Catholic World Report in June 2002 under the title “Victims, Scandals, Truth, Compassion”, O’Brien discusses the whole saga and its wider implications, both for individuals and for the Church.

He comments: “An expert in child abuse once told me that most abusers cannot consciously face the objective reality of their guilt. Those who commit such acts must deny their guilt to themselves in order to live with themselves. Consequently, many of them feel no guilt whatsoever.” This would explain Fr Kit Cunningham’s later career, and Fr Collins’s blanket refusal to be honest with the man who confronted him.

O’Brien, who was physically and psychologically abused for many months (for refusing Houston’s sexual advances) has been able to forgive his tormentor. He emphasises that, “if the victim is listened to, prayed with, understood, he can be helped to let go of his hatred and learn to forgive. He can become free. However, this in no way cancels the demand for objective justice. We do not excuse war criminals merely because their crimes occurred 50 years ago…” I hope the Rosminians are listening.

In words that the order might also attend to, O’Brien comments: “None of us likes a scandal… However, the violation of one child, a violation of one human soul, is not worth a public image.” In Canada, the federal government has established a “Truth and Reconciliation Commission” to bring about healing for the large number of native Canadians who suffered violence and sexual abuse. This commission is hosting a meeting in Inuvik for this purpose from June 26-30. O’Brien says: “It is not a blame session… It is about survivors of gross indignities finding their voice.” He asks to be remembered in prayer on June 28 that “this will be a moment of great grace, healing in Christ and a moving forward for us all”.

Judging from the TV programme last night, the wounds of the former Rosminian pupils are still very raw and their anger is still palpable. Perhaps Fr David Myers and the Rosminian Order could learn a lesson from the example of Canada?

Walsing Mathilda. Die Bettler betteln, die Diebe stehlen, die Huren huren

Love you, Irish! Tossing your hair, we're gonna do it anyway. Thanks.

Thank you so much, UK Roger!

Ode aan Krupke's bretels

Don't let us down when we need you most

Open mond

foto Amblipyge

Holy shit

Zo, dat ruimt lekker op!

Want die heb ik nu ook al wel lang genoeg gezien en da's heel slecht voor mijn neusgaten!

En Fred Keesen, als , naast anderen, jij je mond nu ook nog 's even in het openbaar gewoon open zou kunnen gaan doen , ipv gesmiespel aan een telefoon, zou je daar wel 's een hoop mensen een verdomde hoop ellende en misschien wel jaren van hún leven mee kunnen besparen.
Je bent niet een vent omdat je trouwt, maar omdat je je verantwoordelijkheid neemt!

We need clarity on the Magdalene Laundries

David Quinn: Magdalene inquiry must lift veil and uncloak anti-Catholic myths
By David Quinn
Friday June 17 2011
Irish Independent

If you were to ask a member of the public about the Magdalene Laundries they would probably tell you one or other of these three things.
First, the Magdalene homes were a Catholic invention.

Secondly, they were an invention specifically of Catholic Ireland.

Third, they were established to punish unmarried mothers for having had sex outside marriage.
None of these three 'facts' are true.

Instead they belong to something called 'Myth-History', that is, a version of history that has been concocted out of parts of the truth and that suits a particular ideological point of view, in this case that Catholic Ireland was a uniquely cruel and awful place.
This Myth-History must be placed before us at all times in order to eliminate any danger of us ever repeating the mistakes of that benighted time.
Momentum towards this inquiry has been building for some time. It really began to gather steam late last year when the Irish Human Rights Commission -- in truth, a left-wing quango -- published a document calling for an inquiry.
It sent this document to the UN Committee on Torture and last month this committee called on the Government to accede to this call. It has now done so.

Now, before proceeding any further, let's be clear about one thing: abuses without doubt happened in these institutions and the women who were abused deserve justice. Many women were placed in institutions without any real justification and that they were placed in them is testament to the often harsh climate of the times.
In the 19th and for much of the 20th Century, institutionalisation was the response to all sorts of social issues and problems.
But let's also be clear about a number of other things. First, Magdalene homes in Ireland were not established in the first instance by the Catholic Church.
Second, they existed in other countries, too, and not just in Ireland.
Third, they were not established primarily with unmarried mothers in mind and to this day it is not clear what percentage of their residents unmarried mothers comprised.
The first Magdalene asylum in Ireland was established in 1767 by a Protestant benefactor named Lady Arabella Denny as a home for 'penitent prostitutes'.
The first Catholic Magdalene asylums in Ireland did not appear for several more decades.
As mentioned, Magdalene asylums were founded in other countries also. The Magdalene Society of Philadelphia, for example, was founded in 1800 by, among others, Quakers, with the intention of "restoring to the paths of virtue those unhappy females who in unguarded hours have been robbed of their innocence".
In Northern Ireland, both the Church of Ireland and the Presbyterians also ran Magdalene asylums. So far as they were concerned, they were responding to a real need.
The asylums didn't exist only for prostitutes. Many of the women in them suffered from intellectual disabilities and were placed in them by their families. Others were indeed unmarried mothers. A small minority were guilty of crimes such as infanticide and were in them as an alternative to prison.
We don't know the breakdown between the various categories of women because, in Ireland's case at least, the archives of the institutions haven't been properly investigated. Maybe by a certain point in time they did mainly house unmarried mothers.

We need to find this out.

But according to the Government's own report to the UN committee, the overwhelming majority of women in the Magdalene Laundries were there voluntarily.
The Government's decision to establish this new inquiry is at once both understandable and indicative of a double standard.
It is understandable because there is a need to know what took place in the Magdalene asylums.
But it shows up a double standard because the Government could, if it wished, establish inquiries into all sorts of other matters.
For example, we still await a thorough inquiry into the banks and how they were run during the boom years.
It could, if it wanted, set up all kinds of inquiries into the years of the Troubles. But as Enda Kenny told David Cameron in April, we can't have endless inquiries into that time.
Ireland's Catholic past, on the other hand, can never be the subject of enough inquiries it would seem.

We can also legitimately ask why that UN committee hasn't asked other countries to establish inquiries into their Magdalene Laundries. Why just us? Is it simply because it was prompted to do so by the Human Rights Commission? Why can't the committee ascertain for itself which countries also ran such institutions and make similar demands of them?
If this new inquiry does its work properly it will provide a fully rounded picture of the Magdalene asylums. If not, it will only add to the Myth-History that the Magdalene homes were a uniquely Irish and Catholic phenomenon designed to punish unmarried mothers.

- David Quinn

We need clarity on the Magdalene Laundries

Irish Independent
Saturday June 25 2011

David Quinn’s analysis of the Magdalene Laundries adds to the public’s confusion about these institutions (“Magdalene inquiry must lift veil and uncloak anti-Catholic myths,” June 17, 2011).
He is factually incorrect when he states that the Irish Human Rights Commission (IHRC) sent its published Assessment to the UN Committee Against Torture (UNCAT).
The UNCAT recommendation came on foot of a submission by Justice for Magdalenes (JFM), the survivor advocacy group.
Mr Quinn is correct in his assertion that there is nothing essentially Irish or Catholic about these institutions.
Nevertheless Ireland’s Catholic Magdalene institutions retained at least three distinct characteristics, foremost of which was their longevity — the last one closed its doors in October 1996.
Secondly, the nature of these institutions changed at the turn of the 20th Century — formerly they were rehabilitative and oftentimes short-term refuges; latterly they became more punitive on the one hand and often long-term and life-long places of confinement.
Thirdly, the population of women entering the Laundries became ever more diverse after 1922 as the nuns sought to secure a workforce for their commercial, for-profit enterprises.

This unpaid workforce included unmarried mothers, women found guilty of crimes by the courts, young girls transferred from industrial and reformatory schools, women on remand and on probation, women referred to as “mental defectives” and “simpletons,” and so-called “voluntary” committals brought to the laundries by family members, the local priest, a social worker, the local garda, an employer, or teacher.

Finally, myths about the laundries feed off the religious orders’ refusal to provide access to post-1900 records. Because there can be no official history, there are no answers to important questions.

These facts we do know: the 1901 and 1911 census data reveals that there were 912 and 1,094 women respectively in the 10 Catholic Magdalene Laundries that would continue to operate after 1922.
In 1956, the Irish Catholic Directory reported a capacity of 945 at these same 10 homes. Between 1926 and 1963, the Irish courts referred at least 54 women to Catholic Magdalene Laundries.
In March 1944, there were 19 women “on probation” at Magdalene laundries and other religious convents.
Mr Quinn concluded his article stating that: “If this new inquiry does its work properly it will provide a fully rounded picture of the Magdalene asylums.”
When we met with him last year, Cardinal Sean Brady characterised JFM’s presentation of our campaign as “fair and balanced” and encouraged us to continue working toward “a just solution” to the Magdalene Laundries scandal.
That is precisely what this campaign is all about.

Dr James M SmithAssociate Professor, English Department and Irish Studies ProgramME, Boston College, USA

lateraal denken bij een berg vogelpoep uit India

Listen to those sinned against

25 June 2011

An underlying theme of the shameful story of clerical sex abuse in the Catholic Church has been the neglect of the victims. At last this is changing, and next year’s intense study of the whole issue being organised at the Gregorian University in Rome will mark a watershed in the way this aspect is treated.

The proposed symposium has the support of the prefect of the Congregation for the Doctrine of the Faith, Cardinal William Levada, and will bring together experts and those with pastoral experience in the field. So far there are no plans to include victims themselves, which would be a loss. It is not simply that they need to be heard as part of a possible healing process. The marginalisation of victims represented a mindset whose origins lay in traditions of Catholic spirituality that emphasised the avoidance of sin and the recovery of sinners through penance and repentance. That mindset implied that the real tragedy of an act of sexual abuse by a priest lay in the defilement of the priestly office by the commission of an act of unchastity, rather than a grave and possibly permanent psychological injury inflicted upon an innocent and defenceless child.

Those with that mindset, blinded by the lesser evil, could not see the greater. It meant the Church, in response to acts of abuse that came to official notice, gave priority to the treatment of the transgressor and forgot about the one transgressed. This was the very essence of the clericalist deformity of ways of thinking and acting in the Church that prepared the way for all the scandals of cover-up, denial and deception.

By no means everyone in the Church has learned this lesson. The Rosminian order has failed to respond adequately to reve­lations of sexual abuse at one of its institutions in Africa. One priest involved was one of the best-known Catholic priests in London, the late Fr Kit Cunningham of St Etheldreda’s, Ely Place. Before he died, he even returned his MBE to Buckingham Palace because he felt it had been awarded under false pretences. Those whom he had served and who had loved him in London have found it hard to believe he was capable of such crimes: perhaps the knowledge of his own depravity could have added to his sensitivity as a pastor; it almost certainly lay behind his heavy drinking. It was only the surfacing of some of his victims years later, however, that exposed his true history to public view. The Cunningham case confirms what a unique and essential service to the Church victims proffer, yet it is one that the Church has barely recognised.

One key speaker at the Gregorian event will be Baroness (Sheila) Hollins, the former president of the Royal College of Psychiatrists who took part in the pontifical visitation of the Irish Catholic Church. She has played a central role in placing victims at the centre of the Church’s concern. She has said that in her professional experience, men who become child abusers were invariably abused themselves when they were children. This raises the question, urgently calling for further research, into how many priest abusers were themselves abused in childhood (but not necessarily by priests). If this import­ant link in the chain of causality has been missed, that is one more damaging consequence of marginalising the victims.

Robert Mickens - 25 June 2011

ROME’S Gregorian University has announced a major symposium for bishops and religious superiors for next year that avowedly aims to change the culture of how the Catholic Church deals with cases of priests who sexually abuse minors.

The 6-9 February gathering has the backing of the Congregation for the Doctrine of the Faith (CDF) and will focus on offering a more articulate and sensitive response to helping victims.

Cardinal William Levada, the CDF prefect, will speak at the opening of the three-day symposium, which the Jesuit-run university has entitled, “Towards Healing and Renewal”. Mgr Charles Scicluna, the Vatican’s chief official for handling abuse cases at the CDF, will be a major presenter.

Speaking at a press conference at the Gregorian last Saturday, he said next year’s gathering would help bishops’ conferences respond to the CDF’s recent invitation to craft national abuse policies.

Fr Federico Lombardi SJ, director of the Holy See press office, told reporters the symposium was part of a long and “serious process with a serious methodology” and not just a brief meeting to produce “papers that will collect dust on a shelf”. The Jesuits started planning for the symposium back in September 2010, according to Fr François-Xavier Dumortier SJ, the Gregorian’s rector. Both he and Fr Lombardi said part of the aim was to help produce a “global approach” for how the Church around the world deals with the issue of clerical sexual abuse.

Some 200 people – mostly representatives of all the world’s episcopal conferences and major religious orders – are expected to attend next year’s symposium. Sponsors include the Archdiocese of Munich and several German universities, one of which (the University of Ulm) is creating an online e-learning centre that will offer a shared database for best practices and other resources for dealing with abuse.

Baroness (Sheila) Hollins, who will give the first of nine major presentations at the symposium, told journalists that organisers were encouraging participants to prepare for the Rome gathering by holding listening sessions and public meetings with victims. The format that she and Cardinal Cormac Murphy-O’Connor used during the recent Vatican visitation in Ireland, she said, was being proposed as a model. She said that the listening sessions were essential since many victims harbour anger at what they see as “an arrogant, non-listening Church”. A woman who was abused by a priest will assist Baroness Hollins in preparing her presentation to the symposium, which will focus on “giving a powerful voice to victims”.

The other eight presentations will be given by clerics, including two bishops and Cardinal Reinhard Marx of Munich. However, four lay people will be part of a six-member team from the US-based abuse prevention group Virtus, that will offer several workshops in four languages and a resource session to the symposium’s participants. Virtus assists more than 100 American dioceses in designing safe environment programmes. Among the other presenters, Mgr Stephen Rosetti (US) will speak about “ministering” to priest offenders; Bishop Jorge Patron Wong (Mexico) will talk about screening and preparing seminarians and Religious; and a team of professors from the Gregorian will offer “theological insights” on sexual abuse and the Church.


One leading church figure not among the presenters is Archbishop Diarmuid Martin of Dublin.
Fr Lombardi said he had not been left off the roster intentionally, but that organisers wanted speakers from all continents.

Geloofsvrijheid en snoskommers

Personele wisselingen
De voorzitter van de BAC, mr. G.J.M. Corstens,
kondigde zijn vertrek aan met ingang van 1 januari 2004: hij had zijn
reguliere periode als lid en voorzitter van de BAC vervuld. In een brief aan kardinaal Simonis schreef hij:
“In de tweede plaats wil ik niet
verhullen dat het ons nogal eens opvalt hoe weinig zelfinzicht aangeklaagden die
wij schuldig hebben bevonden, vertonen. Het lijkt in veel gevallen of men vooral
medelijden met zichzelf heeft. Het inzicht dat men leed, soms zeer ernstig leed
dat de loop van iemands leven in aanzienlijke mate negatief heeft beïnvloed, aan
een ander heeft aangedaan, is helaas vaak afwezig.”

Wij hebben een probleem, Mevrouw Samson!

De leugens die mij zijn verteld sinds de dood van mijn vader heb door Kerk én Staat der Nederland heb ik -in voldoende acceptabele mate - kunnen nagaan.
En daar een waarheid op kunnen ontdekken.

Met die waarheid zullen mijn kinderen hun eigen vragen moeten vinden en vooral hun eigen antwoorden.
Net als wie dan ook over haar of zijn ouders, of ze dat nu leuk vinden of niet.

Uw commissie doet niet aan waarheidsvinding.
Maar deze week, geachte Mevrouw Samson, heeft U, op minstens twee punten, onwaarheid gesproken!
En daarmee, geachte Mevrouw, heeft U het Recht van mijn kinderen, Nederlands Staatburgers, aangetast!

Mensenrechten zijn individuele Rechten. Dat geldt en gold voor mij. Dat geldt en gold voor hen.

Tegen mijn kinderen wordt geen onwaarheden verteld over mijn en hún leven!
Ook niet om politieke redenen waarmee ik het zelfs nog wel eens kan zijn ook.

Wanneer U daaraan zit, mevrouw Samson, zit U aan onze Mensenrechten.
En de verantwoordelijkheden en bijbehorende verplichtingen die een ouder heeft op Kinderbescherming, het beschermen van de Rechten van het Kind.
Daarop had ik destijds Recht. Dat Recht is mij ontnomen door Kerk en Staat.

Maar het nu wel genoeg geweest.
Dat dit, meer dan 50 jaar na datum, mogelijk is... dát is schokkend.
Wij hebben een probleem, Mevrouw Samson.
Het is wel welletjes.

Rot, door en door rot... Die Bettler betteln, die Diebe stehlen, die Huren huren. Ein Moritatensänger singt eine Moritat. Praça do Comércio

„Sie werden jetzt eine Oper hören. Weil diese Oper so prunkvoll gedacht war, wie nur Bettler sie erträumen, und weil sie so billig sein sollte, dass Bettler sie bezahlen können, heißt sie ‚Die Dreigroschenoper‘“

Dirk Milis (als Dirk Milis)

Bij de commissie Samson kwamen rond de 500 meldingen binnen die volgens de commissie werkelijk schokkend waren. 1 nieuws-item hierover in het nos-journaal en that’s it. Vergelijk dit met de maandenlange hetze tegen de RKK. Zelfs mgr. Gijsen werd beschuldigd en door het slijk gehaald....daarna werd hier nooit nog wat over vernomen. Rot, door en door rot...

André Caldelas (als R.K.Priester)

Uiteraard wordt dit onderwerp door de liberale, kerkvijandelijke stromingen in ons land gebruikt om de Kerk te vernietigen (zij zijn onze werkelijke vijanden, niet de moslems). Daarom dienen wij dit onderwerp ook met alle zorg en zo nauwkeurig als mogelijk af te handelen. Dat zal ons een krachtig middel geven in onze toekomstige strijd tegen de liberalen, die hun eigen misbruikzaken nog altijd onder de tafel laten vallen.

John war darunter und Jim war dabei
Und Georgie ist Sergeant geworden
Doch die Armee sie fragt keinen wer er sei
Und sie marschieren hinauf nach dem Norden.

Johnnie war der Whisky zu warm
und Jimmy hatte nie genug Decken.
Aber Georgie nahm sie beide beim Arm
und sagte die Armee wird schon nicht verrecken.

John ist gestorben und Jim ist tot
Und Georgie ist vermißt und verdorben
Aber Blut ist immer noch rot
Und für die Armee wird jetzt wieder geworben!

Soldaten wohnen
Auf den Kanonen
Vom Cap bis Couch Behar
Wenn es mal regnete
Und es begegnete Ihnen
ne neue Rasse
ne braune oder blasse
Da machen sie vielleicht daraus ihr Beefsteak Tartar.

Artikel 1 Snoskommers

Wordt een strafbaar feit niet vervolgd, de vervolging niet voortgezet, of vindt de vervolging plaats door het uitvaardigen van een strafbeschikking, dan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof, binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging is genomen, dan wel de strafbeschikking is uitgevaardigd. Indien de beslissing is genomen door een officier van justitie bij het landelijk parket of bij het functioneel parket, is het gerechtshof te 's-Gravenhage bevoegd.
Onder rechtstreeks belanghebbende wordt mede verstaan een rechtspersoon die krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat door de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging rechtstreeks wordt getroffen.

"En morgen willen wij blauwe aardappelen, blauwe groente en blauwe yoghurt met blauwe vla.
" Goed, snoet"

Vrouwenemancipatie voltooid

bron

Een ontheemde Congolese vrouw verlaat een kerkdienst in Goma in het oosten van Congo.
Foto Reuters / Finbarr O'Reilly

Communicerende vaten klinken het hardst: van het concert der levens krijgt iedereen het program

Personal Bill of RightsI have the right to freedom of speech
I have the right to be heard
I have the right to be respected
I have the right to accept and own my own power
I have the right to not disclose unless I am comfortable
I have the right to feel my emotions
I have the right to say noI have the right to challenge the status quoI have the right to ask questions
I have the right to be me
I have the right to own my own ideas
I have the right to my values and beliefs
I have the right to laugh

Dr. Alicia A. Dunlop, Toronto

I have a dream. Uithangborden

HSE gave €87m since 2006 to Magdalene nuns

Irish Times
Patsy McGarry, Religious Affairs Correspondent
June 21, 2011

THE HSE has provided € 87 million in the past five years to three of the four religious congregations that ran the Magdalene laundries between 1922 and 1996, according to Minister for Health Dr James O’Reilly.

He disclosed the figure in response to a question from Sinn Féin’s Caoimhghín Ó Caoláin.

He found it “astonishing” and said it contrasted “sharply with the State’s treatment of the women imprisoned in these institutions, who received no pay for their years of work, are in receipt of no pension and were excluded from the Residential Institutions Redress Scheme”.
If the State could “pay € 20 million per year to the orders who ran the laundries, it can certainly give the women who survived them their due”, he said.

In 2006 the Sisters of Mercy, the Sisters of Charity and the Good Shepherd Sisters received a total of €5.8 million from the HSE for health services provided.

That rose to €19.6 million in 2007, to €20.09 million in 2008, €20.4 million in 2009, and was €19.68 million in 2010. Absent from the HSE list are the Sisters of Our Lady of Charity, who also ran Magdalene laundries.

The Mater hospital in Dublin is run by the Sisters of Mercy while St Vincent’s is a Sisters of Charity hospital. The Sisters of Mercy are also key providers of education in the State with involvement in more than 60 pre-schools, primary schools and secondary schools.
They have associations with four community schools and long involvement with Mary Immaculate College in Limerick.

Following publication of the Ryan report in May 2009, each of the 18 congregations that ran residential institutions for children investigated by Ryan, including the four that also ran Magdalene laundries, agreed to contribute 50 per cent of the €1.36 billion cost to the State of redress for people who had been in the institutions as children.

To date the contribution of the congregations is € 476.51 million, leaving more than € 200 million to reach their € 680 million share.

Last April Minister for Education Ruairí Quinn indicated that the Government was to ask the congregations to hand over titles to property worth up to € 200 million, to make up the shortfall.
Two of the 18 congregations indicated they had no resources at all to contribute. They are the Rosminians and the Good Shepherd Sisters. The latter have received more than €14.4 million from the HSE since 2006.

The State and congregations agreed to set aside € 110 million for late applicants for redress, which could include Magdalene women.

Jeugdzorg: uitkomst verschrikkelijk
UTRECHT - Jeugdzorg Nederland vindt het verschrikkelijk dat kinderen in de jeugdzorg seksueel misbruikt zijn. Dat zei de organisatie woensdag in reactie op de bevindingen van de commissie-Samson.
In een verklaring stelt Jeugdzorg Nederland dat instellingen er alles aan doen om seksueel misbruik te voorkomen. Alle medewerkers en pleegouders worden grondig gescreend en jeugdzorg is alert op signalen van seksueel misbruik.
Ieder kind dat dit overkomt is er een te veel, aldus de verklaring. Maar het onderzoek van de commissie beslaat de periode 1945 tot heden. „In die periode heeft de jeugdzorg ruim 3 miljoen kinderen geholpen. Het overgrote deel van de medewerkers en pleegouders blijft verre van dit soort praktijken.”
Jeugdzorg Nederland verleent volledige medewerking aan het onderzoek en roept slachtoffers op zich te melden bij de commissie-Samson.
...

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2011

Hierbij informeer ik u over het kwaliteitskader «voorbereiding en screening aspirant-pleegouders» dat Jeugdzorg Nederland recent aan mij heeft aangeboden. Met de ontwikkeling van dit kwaliteitskader doe ik de toezegging gestand van mijn voorganger, de toenmalig minister voor Jeugd en Gezin, om samen met de partijen die betrokken zijn bij pleegzorg te bezien in hoeverre een uniformering van voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders vorm kan krijgen1. Tevens bied ik u een samenvatting van dit kwaliteitskader aan2.
Totstandkoming van het kwaliteitskader
In aansluiting op de bovenstaande toezegging, die op 11 mei 2010 aan uw Kamer is gedaan, heeft Jeugdzorg Nederland het initiatief genomen om een landelijk kwaliteitskader te ontwikkelen voor de voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders. Bij de ontwikkeling van dit kwaliteitskader heeft er regelmatig inhoudelijke afstemming plaatsgevonden tussen Jeugdzorg Nederland, het IPO en mijn ministerie. Daarbij ben ik tegemoet gekomen aan de wens van uw Kamer om ook de relevante (veld-)partijen te betrekken: de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP), het Landelijk Overleg Pleegouderraden (LOPOR), de Inspectie Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de inhoud van het kwaliteitskader.
Op 5 april 2011 is het kwaliteitskader «voorbereiding en screening aspirant-pleegouders» door Jeugdzorg Nederland vastgesteld nadat alle 28 pleegzorgaanbieders aangaven de afspraken uit het kwaliteitskader te onderschrijven.
Inhoud van het kwaliteitskader
Het kwaliteitskader «voorbereiding en screening aspirant-pleegouders» is een intern werkdocument van de pleegzorgaanbieders en bevat afspraken over de wijze waarop zij aspirant-pleegouders in Nederland voorbereiden en screenen. Bij de ontwikkeling van dit kwaliteitskader is er door alle betrokken partijen, naast de voorgenomen uniformering, ook gekeken naar mogelijke verbeteringen die doorgevoerd zouden kunnen worden in de huidige praktijk van voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders.

Ik hecht veel waarde aan de inhoud van het kwaliteitskader en het initiatief dat Jeugdzorg Nederland daartoe heeft genomen. Het is een goede ontwikkeling dat er nu voor het eerst door álle 28 pleegzorgaanbieders in Nederland afspraken zijn vastgelegd over het proces van voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders. Hierdoor zullen er minder onderlinge verschillen in voorbereiding en screening bestaan tussen de pleegzorgaanbieders en zal het voorbereidings- en screeningsproces voor aspirant-pleegouders en alle andere betrokkenen veel uniformer én inzichtelijker worden. Tegelijkertijd behouden de pleegzorgaanbieders de ruimte om maatwerk te bieden en de voorbereiding en screening toe te spitsen op de specifieke kenmerken van de groep aspirant-pleegouders en pleegkinderen in hun regio.
Een voorbeeld van een goede afspraak die in het kwaliteitskader is vastgelegd, is dat alle pleegzorgaanbieders vaste criteria gaan hanteren waaraan iedere aspirant-pleegouder in Nederland in ieder geval moet voldoen. Daarnaast zijn er onder andere afspraken gemaakt over het afleggen van huisbezoeken door screeners, de mogelijkheid tot het bevragen van referenten en het opvragen van medische gegevens, het informeren van aspirant-pleegouders over het selectiebesluit en het herscreenen van personen die al pleegouder zijn (bijvoorbeeld wanneer de pleegzorgbegeleiding daar aanleiding toe geeft of wanneer een pleegouder door verhuizing overstapt naar een andere pleegzorgaanbieder).

In het kwaliteitskader zijn nu nog geen afspraken tussen pleegzorgaanbieders vastgelegd over het uitwisselen van informatie over (aspirant-)pleegouders. Het uitwisselen van informatie over (aspirant-)pleegouders kan bijvoorbeeld voorkomen dat een afgewezen aspirant-pleegouder ongemerkt bij een andere pleegzorgaanbieder probeert pleegouder te worden. De belangrijkste reden dat afspraken hierover op dit moment nog ontbreken, is dat ik de informatie-uitwisseling tussen pleegzorgaanbieders wil inrichten op een zo effectief en efficiënt mogelijke manier met inachtneming van de privacyregelgeving. Daarbij moet de uitgewisselde informatie betrouwbaar zijn en moeten schijnzekerheid en vals-positieve meldingen zoveel mogelijk voorkomen worden. Het kabinet onderzoekt op dit moment op meerdere terreinen, bijvoorbeeld naar aanleiding van het rapport van de Commissie Gunning, hoe informatie-uitwisseling optimaal kan bijdragen aan de veiligheid van kinderen. Ik wil deze resultaten afwachten, zodat de informatie-uitwisseling tussen pleegzorgaanbieders daarna zo goed mogelijk en in samenhang met ander kabinetsbeleid ingevuld kan worden.
Implementatie van het kwaliteitskader
Nu de pleegzorgaanbieders landelijke afspraken hebben gemaakt over de voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders, is het van belang dat deze afspraken goed worden geïmplementeerd.

Jeugdzorg Nederland heeft mij laten weten dat met de 28 pleegzorgaanbieders is afgesproken dat zij op 1 september 2011 een implementatieplan gereed hebben. Met dat implementatieplan wordt het kwaliteitskader vertaald naar een praktische invulling en een communicatieplan. Jeugdzorg Nederland heeft de pleegzorgaanbieders geadviseerd om de pleegouderraden actief te betrekken bij de ontwikkeling van de implementatieplannen. Volgens de planning van Jeugdzorg Nederland zullen de pleegzorgaanbieders per 1 januari 2012 hun voorbereidings- en screeningsproces hebben ingericht conform het kwaliteitskader.

Naleving van het kwaliteitskader
Om te waarborgen dat het kwaliteitskader ook daadwerkelijk leidt tot een uniformer en inzichtelijker proces van voorbereiding en screening, zullen de provincies en de Inspectie Jeugdzorg een rol spelen bij het toezicht op de naleving van het kwaliteitskader.
Ik ben voornemens om het kwaliteitskader op te nemen in het Landelijk Beleidskader Jeugdzorg, waarbij ik de provincies verzoek om actief bij pleegzorgaanbieders na te gaan of zij de voorbereiding en screening van aspirant-pleegouders conform het kwaliteitskader uitvoeren.

De Inspectie Jeugdzorg heeft mij laten weten dat zij het kwaliteitskader zal betrekken bij toekomstig toezicht naar de pleegzorg. Daarnaast zal de inspectie het kwaliteitskader betrekken bij de ontwikkeling van risico-indicatoren voor pleegzorg, zoals dat is opgenomen in haar Jaarwerkprogramma 2011.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


Eigen Kracht Centrale