Ellen van Ree was zestien jaar en een ‘kind van haar tijd, met hippe kleren en blonde piekharen’ toen ze zwanger werd in 1967. Haar ouders wilden er niets van weten en stuurden haar naar de Paulastichting in Oosterbeek. Daar zat Ellen met zo'n 29 andere ongehuwde meisjes te wachten op de bevalling. De helft stond het kind af ter adoptie. Ook Ellen's ouders wilden niet dat ze het hield.
Dank je wel, Ellen, voor het uitspreken van die vraag en het antwoord - 50 jaar later van een toen dus 31 jarige non - die wij dank zij jou nu allemaal kunnen lezen en daarmee al die andere zinnen en al dat geouwehoer van al die jaren mede overbodig heeft gemaakt.
Ellen heeft [2020]nog wel een andere vraag: ‘Waarom kreeg ik beschuit met muisjes na de bevalling?
‘Misschien had je honger en was er niets anders voorhanden op de afdeling?’
mij zonder duiding in haar kamer achterliet met een pers en twee glaasjes, de een met Almdudlec i.p.v. Rivella de ander met een paar sigaretten - maar geen schoteltje reerug - om niet te doen wat ik haar vroeg: bel mijn voogdes maar, laat ze me maar komen halen, maar dáár ga ik niet meer naar terug
Het was die zin die ik uitsprak toen ik aanbelde en Bonefatio opendeed al verwoordde ik dat met: het spijt mij, Zuster, ik kom mijn spullen halen
maar het was ook die zin waarvan Bertie - in het kielzog van Theresino's onderhandelingstriomfmars - was het 20jaar later? wist - die Bonefatio al die jaren daarna niet meer uitsprak toen ik daar met mijn nachtgoed, mijn dagboek en mijn schoolspullen vervolgens bij haar aanbelde toen Theresino mij mijn eesrte kamer bij haar aanwees die niet uitgesproken woorden die Bertie zich herinnerde maar ik niet had kunnen geloven in dat telefoongesprek die laatste avond vóór die Driehuis-reunie toen zij duidelijk maakte dat de Mammoedt weigerde te komen en ons gesprek dus even moest worden onderbroken
Het was die zin waarmee die Mammoedt duidelijk maakte Germana te zijn en al die woorden die zij verwachhte te zullen horen daar en dus om redenen van een audientie verhinderd wenste te zijn te komen i.t.t. de - vooronderstelde - verafschuwde korte broek waarin haar opvolger zich bij zijn sollicitatiegesprek - en nog zo wat huwelijken- had gemeld
Het was haar en mijn laatste gesprek daar in en met die tweede bungalow daar aan dat spoor van de zeven dochters die moeder had en allen Maria heetten, behalve Ellen met de mooie ogen en Germana heetten. Famke was al dood, zoals ze zelf had gezegd dat zou gaan. Ik bleef in Amsterdam, zij vertrok, maar op haar begrafenis sprak ik dat laatste woord, waar zij kennelijk zo ongelukkig mee was dat zij zich terugtrok in het Slot om in Heemstede alsnog op een steen te worden bijgeschreven zonder ooit een slot te hebben gezien: zij zag alleen Ubalda - die het oudrose gevolgd door het zachtgroen had overgeslagen - en diens verwarring toen zij mij aan haar voorstelde en ik weliswaar perplex maar niet stomverbaasd naar die hand die voor de tweede keer van haar kreeg keek : Ubalde kende mij niet [meer]maar ik haar hand wel! Die had ik ooit op mijn hoofd gehad en is daar jaren blijven liggen, ook toen ik al lang niet meer op mede-háár ziekenzaal lag in mijn eerste quarantaine en ik, één avond die hand, Ubalda's hand, had gekregen en ik bij die trotse rondgang door de verbouwingen eindigend in haar convent met haar--- hoe heet zo iemand? conventgenoote - namen en handen wisselden en ik mijn ogen gebruikte om wat mijn oren toen hoorde omdat ik op dat moment wél kon luisteren en zo haar naam verstond en wist wat mijn tong haar liet weten: wat heeft U kleine handen!
't Is goed te weten dat zij en Germana een steen delen, hoewel ik wens te betwijfelen of die nieuwe bisschop van Haarlem daar ook niet nog 's een keer aan dat onderonsje zijn gewicht tegen aan wenst te gooien om zo Petrus zijn directieven te laten horen: maak een eind aan dat mogelik gemaakte derde concilie, daar in die kuil! en zo zijn eigen graf [ opdracht: kent Uw Plaats] wel graaft, moge Petrus hem begiftigen met een ellepijp van Jeroen.
w.v.
Dank je wel!
Angeli spreekt de zin uit die Bonefatio precies zo had uit kunnen spreken, de vlaflip die maakte dat ik trots op haar van haar hield, die zin die maakte dat zij - nadat ik die avond de groep ben uit gelopen en - zonder te kloppen en zonder naar binnen te gaan - het in mijn hersen haalde de Mammoedt die krankzinnige vraag stelde : "Zuster, wilt u even komen?"en Germana haar audiëntie aan God onderbrak
Angeli spreekt de zin uit die Bonefatio precies zo had uit kunnen spreken, de vlaflip die maakte dat ik trots op haar van haar hield, die zin die maakte dat zij - nadat ik die avond de groep ben uit gelopen en - zonder te kloppen en zonder naar binnen te gaan - het in mijn hersen haalde de Mammoedt die krankzinnige vraag stelde : "Zuster, wilt u even komen?"en Germana haar audiëntie aan God onderbrak
mij zonder duiding in haar kamer achterliet met een pers en twee glaasjes, de een met Almdudlec i.p.v. Rivella de ander met een paar sigaretten - maar geen schoteltje reerug - om niet te doen wat ik haar vroeg: bel mijn voogdes maar, laat ze me maar komen halen, maar dáár ga ik niet meer naar terug
Het was die zin die ik uitsprak toen ik aanbelde en Bonefatio opendeed al verwoordde ik dat met: het spijt mij, Zuster, ik kom mijn spullen halen
maar het was ook die zin waarvan Bertie - in het kielzog van Theresino's onderhandelingstriomfmars - was het 20jaar later? wist - die Bonefatio al die jaren daarna niet meer uitsprak toen ik daar met mijn nachtgoed, mijn dagboek en mijn schoolspullen vervolgens bij haar aanbelde toen Theresino mij mijn eesrte kamer bij haar aanwees die niet uitgesproken woorden die Bertie zich herinnerde maar ik niet had kunnen geloven in dat telefoongesprek die laatste avond vóór die Driehuis-reunie toen zij duidelijk maakte dat de Mammoedt weigerde te komen en ons gesprek dus even moest worden onderbroken
Het was die zin waarmee die Mammoedt duidelijk maakte Germana te zijn en al die woorden die zij verwachhte te zullen horen daar en dus om redenen van een audientie verhinderd wenste te zijn te komen i.t.t. de - vooronderstelde - verafschuwde korte broek waarin haar opvolger zich bij zijn sollicitatiegesprek - en nog zo wat huwelijken- had gemeld
Het was haar en mijn laatste gesprek daar in en met die tweede bungalow daar aan dat spoor van de zeven dochters die moeder had en allen Maria heetten, behalve Ellen met de mooie ogen en Germana heetten. Famke was al dood, zoals ze zelf had gezegd dat zou gaan. Ik bleef in Amsterdam, zij vertrok, maar op haar begrafenis sprak ik dat laatste woord, waar zij kennelijk zo ongelukkig mee was dat zij zich terugtrok in het Slot om in Heemstede alsnog op een steen te worden bijgeschreven zonder ooit een slot te hebben gezien: zij zag alleen Ubalda - die het oudrose gevolgd door het zachtgroen had overgeslagen - en diens verwarring toen zij mij aan haar voorstelde en ik weliswaar perplex maar niet stomverbaasd naar die hand die voor de tweede keer van haar kreeg keek : Ubalde kende mij niet [meer]maar ik haar hand wel! Die had ik ooit op mijn hoofd gehad en is daar jaren blijven liggen, ook toen ik al lang niet meer op mede-háár ziekenzaal lag in mijn eerste quarantaine en ik, één avond die hand, Ubalda's hand, had gekregen en ik bij die trotse rondgang door de verbouwingen eindigend in haar convent met haar--- hoe heet zo iemand? conventgenoote - namen en handen wisselden en ik mijn ogen gebruikte om wat mijn oren toen hoorde omdat ik op dat moment wél kon luisteren en zo haar naam verstond en wist wat mijn tong haar liet weten: wat heeft U kleine handen!
't Is goed te weten dat zij en Germana een steen delen, hoewel ik wens te betwijfelen of die nieuwe bisschop van Haarlem daar ook niet nog 's een keer aan dat onderonsje zijn gewicht tegen aan wenst te gooien om zo Petrus zijn directieven te laten horen: maak een eind aan dat mogelik gemaakte derde concilie, daar in die kuil! en zo zijn eigen graf [ opdracht: kent Uw Plaats] wel graaft, moge Petrus hem begiftigen met een ellepijp van Jeroen.
w.v.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten