woensdag, april 09, 2014

kapelaan Berntsen en pastoor Koning Antoniusparochie Spoorstraat Koningin des Vredesschool Lyceumstraat Oldenzaal Oproep slachtoffer

De omvang van het seksueel misbruik in de pastorie van de Antoniusparochie is mogelijk groter dan tot nu toe is verondersteld. Niet alleen kapelaan Berntsen zou zich er in de jaren zestig stelselmatig schuldig aan hebben gemaakt, ook pastoor Koning heeft zich mogelijk in erge mate vergrepen aan jongens die al dan niet als misdienaar in de kerk aan de Spoorstraat actief waren.

Bovendien moet het toenmalige hoofd van de Koningin des Vredesschool aan de Lyceumstraat, waar de jongens naartoe gingen, hiervan hebben geweten, meent een Oldenzaler, die zegt seksueel misbruikt te zijn door pastoor Koning. „Dat kan niet anders”, zegt hij. „Maar hij zweeg, zoals iedereen in die tijd.”

mijn verhaal”, vertelt de Oldenzaler, die anoniem wil blijven. „Ik had er al die jaren mee geworsteld. Pas nadat ik met de andere slachtoffers ben gaan praten, ging ik aan mijn schaamte en schuldgevoel voorbij en heb me bij de stichting KLOKK gemeld, die het seksueel misbruik in de katholie ke kerk onderzoekt en hulp biedt.”

Bij de behandeling van de zaak door het bisdom werd de Oldenzaler bijna volledig in het gelijk gesteld. Alleen voor een paar seksuele handelingen die de pastoor bij hem zou hebben verricht, vond hij geen gehoor. „Dat moest ik bewijzen, maar dat kan ik natuurlijk niet. Ik was immers alleen met de pastoor en de pastoor is dood.” Hij voelt zich geschoffeerd.

„Het bisdom speelt een spelletje. Aan de ene kant geven ze je gelijk, maar aan de andere kant zeggen ze: bewijs het maar. En dat is onmogelijk. Het bisdom is hier aanklager en rechter tegelijk.

En als er beroep wordt ingesteld dan wordtdat door de kerk zelf afgehandeld volgens eigen regels.
Daar wringt de schoen.

Om zijn gelijk en zijn gram te halen treedt hij daarom bewust in de publiciteit. Vanuit zijn stellige overtuiging dat er in de pastorie aan de Spoorstraat veel meer slachtoffers van seksueel misbruik zijn gemaakt. „Dit heeft verscheidene jaren geduurd.”

Hij roept deze mensen op zich alsnog te melden. Nu het nog kan. „Want”, zegt de Oldenzaler, „het bisdom sluit medio dit jaar de termijn waarin slachtoffers van seksueel misbruik zich kunnen melden.

Het is nu of nooit meer.”

‘Bij de pastoor op schoot in de serre van de pastorie’

Hij ziet zichzelf nog staan in de toren van de Antoniuskerk met het klokkentouw in  handen
„Pastoor Koning  leerde ons als kinderen hoe we de klokken moesten luiden.
Als ik het touw vasthield, werd ik naar boven getrokken en hield hij me strak vast. Hij stak daarbij
zijn handen in mijn korte broek en betastte me. Dat deed hij ook bij andere kinderen.”

De destijds 10-jarige Gerard Bennecom* uit Oldenzaal zocht daarom ook niets achter het gedrag
van de pastoor. „We wisten toch helemaal van niets in die tijd; we waren zo groen als gras op
seksueel gebied.” Achteraf weet Bennecom wel beter; het was daar in de klokkentoren de volgens
 zijn zeggen eerste keer dat hij door de pastoor seksueel werd misbruikt. Maar daarbij bleef het niet.
Meer dan drie jaar zou hij door Koning zijn misbruikt, in en om de pastorie aan de Spoorstraat. Hij
besefte toen niet wat er gebeurde. Hij deed er het zwijgen toe omdat de pastoor hem dat telkens weer
op het hart drukte, vertelt hij.

Heel zijn leven droeg de Oldenzaler zijn grote geheim met zich mee. Tot twee jaar geleden zijn ogen plotseling werden geopend toen kort na elkaar in deze krant artikelen verschenen waarin twee andere slachtoffers hun verhaal deden over pastoor Koning en kapelaan Berntsen van de Antoniusparochie. Bennecom was 10 jaar toen hij misdienaar werd in de Antoniuskerk. Franciscus Koning was er


pastoor en later maakte ook kapelaan Berntsen er zijn opwachting

Bennecom had al vele keren als misdienaar onder pastoor Koning gediend toen hij opeen dag wat
aan de late kant was voor een mis.
De koster was er niet. „In de sacristie greep ik de eerste de beste toog en trok die gauw aan,maar tijdens de mis bleek dat de toog te lang voor mij was en daarop werd ik meteen na afloop aangesproken door de pastoor. Hij was woest. Ik dacht eerst dat hij me wilde straffentoen hij me strak vastpakte. Maar ineens begon hij me te tongzoenen. Ik begreep er niets van,vond het walgelijk. Ik ruik nog die vieze sigarenlucht uit zijn mond.”
Hij zwijgt even. „Toen greep hij me van achteren vast en ging hij met zijn handen in mijnkorte broek. Later begreep ik dat deze handeling voor hem een seksuele lading had. Ik voelde me gevangen. Het duurde een paar minuten, hij zei niets, maar gromde en kreunde.” Dezelfde avond kwam pastoor Koning bij hem thuis, vertelt de Oldenzaler. Volgens hem kreeg zijn moeder te horen dat haar zoon zich beter moest gedragen als hij nog langer misdienaar wilde blijven. De pastoor kwam, zo vertelt hij, vaker bij hem thuis als hij zijn lusten weer eens op hem had botgevierd. De serre achter de pastorie was volgens de Oldenzaler een geliefde plek voor de pastoor. „Hij vroeg heel vaak of ik bij hem in de serre wilde gaan zitten, op schoot.
Hij liet me prachtige boeken zien en wilde en passant weten of ik thuis wat vertelde. Daarbijkon hij zijn handen niet thuishouden. Als ik wegging zei hij steevast: thuis niets zeggen.”
Het seksueel misbruik ging volgens Bennecom van kwaad tot erger. Ook toen hij geen misdienaar meer was, bleef de pastoor volgens hem doorgaan met zijn misbruik. Een van de grootste trauma’s overkwam Bennecom naar eigen zeggen in de tuin van de pastorie. „Pastoor Koning lokte mij met een smoesje de schuur in. Ineens stond hij achter mij en hij verkrachtte me. Ik wist niet wat me overkwam. Ik weet nog dat ik heel bang was en enorm veel pijn had.”

De geschokte jongen vluchtte nadien huilend de schuur uit en liep doelloos rond. Hij wist niet wat te doen. Uiteindelijk ging hij toch naar huis. „Ik was laat terug, mijn moeder was bezorgd. En ik was o zo bang dat de pastoor ook nog eens thuis zou komen. Ik wilde helemaal niets meer van hem weten.”
Uiteindelijk lichtte Bennecom zijn vader in. „Ik merkte dat hij vreselijk kwaad werd. Praat er niet over, zei hij tegen mij. Ik neem aan dat mijn vader bij de pastoor langs is geweest. Na die tijd kwam Koning niet meer bij ons thuis. Ook hield het misbruik op.”

De opluchting daarover voelde als een bevrijding, zegt Bennecom. Maar het was ook een rare  gewaarwording. „Want de pastoor deed vervolgens net of hij mij niet meer kende. Ik was zijn uitverkorene niet meer. Het gekke was dat ook kapelaan Berntsen mij niet meer aankeek, terwijl hij anders heel amicaal deed tegen me. Toen wist ik nog niet dat ook Berntsen jongens
in zijn kamer misbruikte.”

Voor Bennecom staat het vast dat de pastoor en de kapelaan van elkaar hebben geweten waarmee ze bezig waren. „Ze leefden onder één dak en hadden hun kamers in de pastorie schuin tegenover elkaar.” Bennecom is ervan overtuigd dat er in en om de Antoniuspastorie jarenlang veel meer is gebeurd dat het daglicht niet kan verdragen. Meer dan er volgens hem op dit moment bekend is. „Dat kan niet anders. Ik heb zelf verscheidene kinderen in de serre bij de pastoor op schoot zien zitten. Wat daar allemaal wel niet is gebeurd...”

Na het lezen van de artikelen twee jaar geleden begon een nieuwe worsteling: moest hij wel of niet ook zijn verhaal vertellen? Hij kwam er niet uit. Tot hij vorig jaar in de ambulance op weg naar het ziekenhuis in Enschede met een plotselinge aandoening met de neus op de feiten werd gedrukt. „Ik zag vanuit de ziekenwagen de toren van de Antoniuskerk in een flits voorbijkomen en dacht meteen: straks ben ik er niet meer en dan komen ze er toch nog mee weg.”
Bennecom knapte helemaal op en kwam weer thuis. Hij maakte vervolgens de gang naar de landelijke commissies die zijn ingesteld om het seksueel misbruik te onderzoeken en individuele gevallen te beoordelen. Niet om financiële genoegdoening te krijgen, maar om de erkenning dat hij slachtoffer is van seksueel misbruik in de kerk. Hij werd grotendeels in het gelijk gesteld. „Wat me vooral goed deed, is dat de kerkelijke vertegenwoordiger empathisch reageerde en zijn afschuw uitsprak over alles wat mij was overkomen. Eindelijk iemand die het voor me opnam.”

Dat gevoel kreeg hij niet toen hij de brief las waarin aartsbisschop Eijk zijn spijt betuigde en excuses uitsprak. „Heel onpersoonlijk en al helemaal niet oprecht gemeend. Dat heeft me geraakt.”

Daarom is er Bennecom veel aan gelegen dat het seksueel misbruik in de Antoniuskerk niet in de doofpot verdwijnt. „Er lopen nog veel slachtoffers rond. Ik raad hen aan schoon schip te maken. En daar is veel moed voor nodig. Ik raak nooit meer kwijt wat er allemaal is gebeurd. De schaamte, de vernederingen, het schuldgevoel; deze littekens blijven. En dat blijft pijn doen.”

(*De naam Gerard Bennecom is gefingeerd)


bron
                                                                info


- www.klokk.nl; e-mail: info@klokk.nl





bron

Geen opmerkingen: