mvg
van Hugenpoth tot den Beerenclaauw en de belastingdienst, doei
BIJLAGE V
VERSLAG over 1908 van den inspecteur van het lager onderwijs in de eerste inspectie omtrent den omvang en toestand van liet onderwijs in die inspectie.
Groote verandering kwam in het laatste jaar in den toestand van het lager onderwijs in deze inspectie niet, want hoewel bij voortduring, vooral in Gelderland, in de meeste steden en ook in vele gemeenten van het platteland de belangstelling in het onderwijs zich door daden bleef uiten en op onbekrompen wijze door flinke scholen met ruim voldoend en degelijk onderwijzend personeel werd getracht het volk zooveel mogelijk toe te rusten met de noodige kennis voor het leven, — in uitgebreide streken, vooral van Noordbrabant en Limburg, breekt nog maar zeer langzaam het besef door, dat goed onderwijs de welvaart van het volk bevordert.
In vele gemeenten toch is de belangstelling in het onderwijs zoo gering, dat ter besparing van eenige zilverlingen, verordeningen worden in het leven geroepen, waardoor aan de volksschool de noodige leerkracht, aan het schoolkind elk uur onderwijs wordt onthouden, dat de wet niet als verplicht heeft voorgeschreven.
Want terwijl de zegenrijke wet op den leerplicht, waarvan zooveel heil voor de verstandelijke ontwikkeling van het schoolkind verwacht kon worden, bepaalt tot hoelang alle kinderen de lagere school moeten bezoeken, hebben die gemeentebesturen, die op besparing van de geringste uitgaven voor het onderwijs bedacht zijn, bij plaatselijke verordening voorgeschreven, dat alle kinderen, die aan de verplichting hun bij de wet op den leerplicht opgelegd, hebben voldaan, de school moeten verlaten.
En hoewel de wet op het lager onderwijs de mogelijkheid had voorzien, dat gemeentebesturen verordeningen zouden maken, die de belangen van het kind zouden miskennen door overdreven karigheid in het verstrekken van lager onderwijs en daarom had voorgeschreven, dat de besluiten van den gemeenteraad betreffende den leeftijd, welken de kinderen moeten bereikt hebben voor zij op de openbare school worden toegelaten en van dien, waarop zij die school moeten verlaten, aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen zijn, is deze voorzorg niet overal voldoende gebleken om het gevreesde gevaar te voorkomen.
De Gedeputeerde Staten van Limburg toch hebben, ondanks mijn dringende herhaalde adviezen daartegen, gemeenteraadsbesluiten goedgekeurd, waarbij is bepaald, dat de kinderen de openbare school moeten verlaten zoodra zij aan de Leerplichtwet voldaan hebben en hun aanblijven van invloed zou zijn op het aantal leerkrachten voor de school vereischi. Leerlingen, die den 13-jarigen leeftijd bereikt hebben zullen na afloop van het schooljaar de school moeten verlaten om het even of zij de hoogste klasse voor dien tijd al dan niet hebben kunnen bereiken.
Op vele scholen worden de kinderen op een leeftijd jonger dan 6 jaar toegelaten en die zullen zes jaar later, dus op elfjarigen leeftijd, de school moeten verlaten. De minimumtijd dien de kinderen in de school moeten doorbrengen wordt in die gemeenten de maximum-tijd gedurende welken zij onderwijs kunnen genieten. Is dat dan het voldoend lager onderwijs, hetwelk artikel 16 der Lager-onderwijswet bedoelt?
Bezield met denzelfden lust om met de grootste karigheid de uitgaven voor het onderwijs te bestrijden, zijn vele gemeentebesturen ook elders dan in Limburg er toe overgegaan allerlei middelen te baat te nemen om de schoolbevolking te houden beneden het aantal, dat vermeerdering van onderwijzend personeel gebiedend voorschrijft. Daartoe werden schoolwijken in het leven geroepen, de leeftijd van toelating tot de school werd verhoogd, aan ouders van leerlingen werd verzocht tijdelijk hunne kinderen van school te nemen, het onmogelijke werd uitgedacht om een leerkracht voor een school uit te winnen. Dat in die gemeenten de schoollokalen overvol zaten en dat om plaats te maken voor de nieuwe leerlingen bij het einde van elk schooljaar alle leerlingen naar eene hoogere klasse moesten overgaan om het even of hunne vorderingen hen in staat stelden het onderwijs in eene hoogere klasse te kunnen volgen, dat alles strekte natuurlijk tot groote schade van het onderwijs, maar dat kon die gemeentebesturen niet van gedrag met betrekking tot de zorg voor het lager onderwijs doen veranderen. Hierdoor heeft zeker het onderwijs in vele gemeenten groote schade geleden en is de heilzame invloed op het onderwijs, die van de invoering der Leerplichtwet en van de herziening der onderwijzersjaarwedden verwacht kon worden, in hooge rnate tegengehouden.
En al kan ik met vreugde getuigen, dat, dank zij de wetswijziging van 1905, het aantal scholen met ééne leerkracht sedert het vorige jaar weer met 13 verminderd is, dan moet ik tevens betreuren, dat er nog 42 openbare en 11 bijzondere scholen in mijne inspectie aanwezig zijn, waarin aan één man het onderwijs over 6 af deelingen is opgedragen, terwijl voor de meeste dezer scholen de gelegenheid wordt aangeboden om met heel weinig kosten eene tweede leerkracht aan te stellen. Het gebrek aan onderwijzend personeel, dat zich in een gedeelte van Noordbrabant deed gevoelen, was wel gedeeltelijk oorzaak, dat niet in meer scholen eene tweede leerkracht werd aangesteld, ofschoon ook de kosten verbonden aan het bouwen van een tweede lokaal sommige gemeenten vooralsnog van die aanstelling heeft weerhouden.
Hier en daar deed zich in enkele meer belangrijke gemeenten de behoefte gevoelen aan uitbreiding van den omvang van het lager onderwijs. Zoo kwam te Boxtel eene nieuwe lagere school voor uitgebreid leerplan tot stand, voor leerlingen die het derde leerjaar der lagere school hebben doorloopen. Voor de drie eerste klassen dezer school zal in het leerplan rekening gehouden worden met de eischen van het
--------------
[...]
Slöjd werd in deze inspectie slechts onderwezen in de bijzondere school der Oisterwijksche schoolvereeniging, aan de openbare school II te Culemborg, in de Christelijke meisjesschool op den Kronenburgersingel te Nijmegen, in de Broederschool te Bleijerheide, gemeente Kerkrade en in vier openbare lagere scholen te Arnhem.
Van dat onderwijs in deze laatste zegt de schoolopziener in het district Arnhem, dat het goede uitkomsten opleverde en het onderwijs in de overige leervakken in niet geringe mate steunde. Minder ingenomen met het onderwijs in slöjd aan de lagere volksschool zijn de schoolopzieners in het arrondissement Eist en in het district Tiel, want, na aangehaald te hebben het beweren van den schoolopziener in het arrondissement Eist: „Invoering van een nieuw vak als slöjd is reeds daarom niet wenschelijk, omdat alle beschikbare tijd der zes schooljaren noodig is voor het gewoon lager onderwijs. Het moge ter afwisseling van geestesarbeid, als hulpvak bij teekenen, aardrijkskunde, rekenen en voor de handvaardigheid bij eene geestelijk meer beschaafde schoolbevolking zijn nut hebben, aan eene Betuwsche dorpsschool is het m. i. niet op zijne plaats. Trouwens, de ouders zorgen wel voldoende en vroeg genoeg voor de oefening in handenaibeid," voegde de schoolopziener in liet district Tiel daaraan toe: „ten aanzien van scholen met gewoon leerprogram onderschrijf ik geheel het oordeel van den schoolopziener in het arrondissement Eist. Stelselmatig onderwijs in handenarbeid heeft ongetwijfeld nut, ook en vooral als het in dienst gesteld wordt van het onderwijs in bepaalde vakken en onderdeelen van vakken, maar de hoofdquaestie blijft steeds: kan en mag men daartoe aan de overige vakken tijd ontnemen? Naar mijne ervaring moet die vraag ontkennend luiden."
Onderwijs in handteekenen (van q.) werd in deze inspectie slechts gegeven in twee openbare lagere scholen,
[...]
5 opmerkingen:
Crispina,
Deze laatste blz is van de zelfde "kleinte".
Geen TomTom, en cardiologen ken ik alleen van naam.
Ik ben nog gezond van lijf en leden, en pillenvrij.
Ook met mijn bankrekening zal ik je niet echt kunnen bekoren.
Kortom: ik val volledig buiten jouw "doelzoekgroep".
Maar zoals je weet voel ik me in grote groepen ook niet zo op mijn plaats.
Onze communicatie heeft zich ontwikkeld vanuit Huize St.Joep, niet vanuit Bleijerheide.
Dit kan voor andere MCU-sitebezoekers niet echt interessant zijn, neem ik aan.
Van onze wederzijdse "kruisbestuivingen" mogen anderen best lezen, maar ik ben nu al blij dat ik jou alleen kan bijhouden.
Jij hebt een gave om meerdere verhalen in een verhaal te breien.
Temminste zo ervaar ik deze heerlijke uitdagingen.
Door jouw reactie heb ik me in het weekend ingewreten in Penning de Vries, en is hij voor mij gaan leven. Een markant figuur, ook een voogdijkind.
Los van wat hij nu precies voor de Kerk betekend heeft.
Door jouw werd ik getriggerd op zijn levenspad en las ik dat zijn moeder non werd en haar kinderen haar daarin hinderde.
Philip Höver deed het zelfde met zijn 2 zoons, alleen deze boys zijn niet oud geworden.
Maar misschien ben ik wel een beetje te egoistisch en voel jij je daarin ongemakkelijk. Angst voor een mormoons aanzoek hoef je voorlopig niet te hebben.
Trouwens, hebben voogdijkinderen niet allemaal last van enige bindingsangst?
Overigens, geraniums ben ik nog niet tegen gekomen, maar kan zijn dat ik de weg op jouw blog nog niet zo goed kan vinden.
Groetjes,
Jos
ven een eerste reactie, zodat ik af kan haken en de avond voor de morgen kan wisselen:
Op je vraag hebben voogdijkinderen niet allemaal last van enige bindingsangst?
heb ik geen antwoord.
Maar hou me te goede, ik ben geen voogdijkind en het enige wat ik van voogdijkinderen weet is dat de RKK exemplaren 1903-1972 2 groen gestreepte vlekken in hun linkeroksel schijnen te hebben, die ook regelmatig op de rechterbil wordt aangetroffen.
Bij andere gezindten schijnt dat anders te zijn
Dat zou tenminste 'n nog niet gepubliceerd rapport Samson/Deetman uitwijzen
Het wachten is waarschijnlijk, mede door de rol van de KNR, op het uitlekken daarvan.
Maar nogmaals, geen idee.
Ik ben geen voogdijkind.
Ik ben een kind van mijn ouders waarvoor een gezagsrelatie geregeld moest worden.
En met mijn ouders heb ik -godzijdank ! - geen bindingsangst.
Integendeel!
Maar het is mij wél bekend dat op allerlei terreinen dergelijke angst tov. ouders van kinderen heel langdurig heeft bestaan
die bv. in Nederland in geval van RK nonnen tot na VAT II inderdaad is blijven bestaan.
Crispina, sorry hoor,
We kunnen alleen maar reageren op wat we van elkaar weten.
Je schreef mij eerder:
"Mijn zorg-afhankelijkheid was het overlijden van mijn moeder,
in de roomse jaren 50".
Dan had jij wettelijk toch ook een voogd toegewezen gekregen, net zoals dat andere meisje, waarvan haar moeder op haar 4e jaar overleed, waarover ik jou schreef.
Vandaar mijn link naar voogdijkinderen.
En Crispina, hoe het ook zij, van dat mormoons aanzoek komt toch niks en is dus bij deze uitgesloten, akkoord?
Het is dan ook geen thema meer voor ons.
Groetjes en dank voor je reactie
Jos
PS:
Crispina is de vrouwelijke variant van Crispinus.:-)
Zie foto Bleijerheide van de Schnitßsaal (Handenarbeidzaal)
1928
http://jos.dervek.com/recreatie/Untitled_7
Wat een geweldige foto, Jos!!
Stom stom stom stom stom, er ging is iets mis met het vinden van je bericht(en), en ik had m'n koppie ergens anders bij, waardoor ik 'm pas gisteravond laat vond....
met een knap slaperig dagje als gevolg
Mijn verontschuldigingen dus voor de wel heel late reactie Maar man dan toch, wat een juweel, die ander is trouwens ook prachtig!
Dank je wel!!
Maar hoe je hier in vredesnaam aan?
En dat terwijl ik al twee gaatjes in lucht sprong over twee andere bewijzen (waarvan ik inmiddels redelijk zeker wist dat ze ergens moesten zijn maar geen flauw benul had wát het dan kon zijn, waarmee het die kantklosfoto maar vooral Pancratius en z'n Jongenstad werd)
Prachtig Jos!!
En ik er maar over heen kijken, grrrrr :-) ;-)
Een reactie posten