Intern onderzoek bij WSP en WSJ naar het handelen na signalen van kindermishandeling
De WSP heeft de signalen die vanaf april 2009 bekend waren over de situatie in De Loot opgevat als opvoedingsproblemen en opvoedmoeheid. Op dit moment was de WSP nog niet van indruk dat er sprake was van mishandeling. Naar aanleiding van de signalen heeft de WSP extra begeleiding ingezet voor pleegmoeder, één kind overgeplaatst en nieuwe afspraken met de Terebint gemaakt. Vanaf oktober 2010, toen de pleegkinderen hun verhaal vertelden, was bij de WSP wel bekend dat er sprake was geweest van mishandeling. De WSP heeft deze signalen intern besproken en heeft één van de twee gezinsvoogden ingelicht. WSP heeft besloten dat verdere actie, anders dan extra begeleiding van de pleegouders, op dat moment niet wenselijk was omdat de kinderen op dat moment in een stabiele en veilige situatie verkeerden.
De WSP heeft de signalen die vanaf april 2009 bekend waren over de situatie in De Loot opgevat als opvoedingsproblemen en opvoedmoeheid. Op dit moment was de WSP nog niet van indruk dat er sprake was van mishandeling. Naar aanleiding van de signalen heeft de WSP extra begeleiding ingezet voor pleegmoeder, één kind overgeplaatst en nieuwe afspraken met de Terebint gemaakt. Vanaf oktober 2010, toen de pleegkinderen hun verhaal vertelden, was bij de WSP wel bekend dat er sprake was geweest van mishandeling. De WSP heeft deze signalen intern besproken en heeft één van de twee gezinsvoogden ingelicht. WSP heeft besloten dat verdere actie, anders dan extra begeleiding van de pleegouders, op dat moment niet wenselijk was omdat de kinderen op dat moment in een stabiele en veilige situatie verkeerden.
De gezinsvoogden hebben op 9 mei melding gedaan bij de politie van mishandeling door pleegmoeder. Op 14 juni wordt deze melding geformaliseerd tot een aangifte. In het overleg op 15 mei is bij sommige ouders het idee ontstaan dat WSG geen aangifte wilde doen, en dat ook ouders werd aangeraden dit niet te doen. Andere ouders weerspreken dit en geven aan dat WSG hen heeft geadviseerd de melding om te zetten in formele aangifte. Ook volgens aanwezigen van de WSG is dit het advies van de WSG geweest. Moeder van twee van de kinderen en grootvader van de twee andere kinderen hadden al voor het plaatsvinden van deze bijeenkomst aangifte en melding3 gedaan over de mishandeling door pleegmoeder.
Het kind dat slachtoffer is geworden van seksueel misbruik heeft ondersteund door haar gezinsvoogd op 15 juni aangifte gedaan.
Het Openbaar Ministerie kan nog niet zeggen of er een strafrechtelijke vervolging komt inzake opvanghuis De Loot in Nieuwleusen. De oud-pleegmoeder van De Loot wordt door een aantal pleegkinderen beschuldigd van mishandeling.
De Loot is onderdeel van stichting De Terebint in Punthorst, een stichting die christelijke hulp biedt aan mensen met persoonlijke- en levensproblemen. Bij het OM liggen nu meer dan vijf aangiften tegen De Loot/De Terebint, maar aangezien het onderzoek nog loopt is een exact aantal niet te noemen. Ook is nog niet bekend wanneer er meer duidelijkheid komt over een mogelijke strafvervolging.
Stichting De Terebint verwijst naar hun advocaat voor een reactie, maar die was nog niet bereikbaar voor commentaar op de uitkomst van het onderzoek van de William Schrikker Groep.
Fase 1: 1997 – 2009
Eerste plaatsing in gezinshuis De Loot In 1997 vond de eerste pleegzorgplaatsing vanuit de WSG in De Loot plaats. Deze plaatsing is tot stand gekomen doordat twee kinderen met hun moeder op vrijwillige basis in gezinshuis De Loot woonden. Stichting De Terebint deed melding bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), omdat moeder meerdere malen uit het gezinshuis weggelopen was. In 1997 adviseerde de RvdK een OTS met een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg, zodat de kinderen in De Loot konden blijven wonen. De rechter sprak hierop een uithuisplaatsing uit maar nam de bezwaren van de biologische moeder van kinderen A en B tegen de plaatsing in De Loot, op basis van geloofsovertuiging, over. Na een onderzoek door het ABJ heeft de WSG echter geconcludeerd dat het niet in het belang van de kinderen was hen uit De Loot te plaatsen en zijn de kinderen in het gezinshuis gebleven.
Pleegmoeder, die al langer leiding gaf aan de Loot, ging vanaf juli 1997 als pleegmoeder fungeren. In het huis woonden op dat moment ook andere gezinnen met hun kinderen die opgevangen werden door De Terebint.
Pleegmoeder, die al langer leiding gaf aan de Loot, ging vanaf juli 1997 als pleegmoeder fungeren. In het huis woonden op dat moment ook andere gezinnen met hun kinderen die opgevangen werden door De Terebint.
De uitvoering van de jeugdbescherming kenmerkt zich in een aantal gevallen door veel wisselingen (tot wel zeven verschillende gezinsvoogden per gezin).
'Op een dag stond er dan gewoon een nieuwe voogd op de stoep, waar je opnieuw je verhaal aan kon doen. Voogden kwamen, gingen en zagen niet weerom. Dat is hoe het was. Hoezo, stukje aandacht?'
'De voogden zijn altijd 'langdurig ziek', dat is standaard. En dan krijg je weer een nieuwe, zonder uitleg.'
'Op een dag stond er dan gewoon een nieuwe voogd op de stoep, waar je opnieuw je verhaal aan kon doen. Voogden kwamen, gingen en zagen niet weerom. Dat is hoe het was. Hoezo, stukje aandacht?'
'De voogden zijn altijd 'langdurig ziek', dat is standaard. En dan krijg je weer een nieuwe, zonder uitleg.'
Andere klacht van de ouders, geïnterviewde pupil maar ook de gezinsvoogden zelf, is dat de gezinsvoogden zeer weinig contact hadden met de pupillen in De Loot, waardoor het voor de kinderen ook lastig was om hun verhaal te vertellen. Een pupil zei hierover: 'De gezinsvoogden kwamen als wij op school zaten, ik zag ze nooit. '
Ook interviews met ouders en grootouders en gezinsvoogden bevestigden het beeld dat gezinsvoogden weinig tijd namen om kinderen apart te spreken.
Ook interviews met ouders en grootouders en gezinsvoogden bevestigden het beeld dat gezinsvoogden weinig tijd namen om kinderen apart te spreken.
Het geringe face-to-face contact met de pupillen in een pleeggezin is niet conform de procedures geweest.
...
De WSP heeft gedurende de plaatsingen in deze periode één expliciet signaal van mishandeling gekregen, door middel van een brief (van17 februari 2003) aan de klachtencommissie van de WSG. De signalen die in de brief naar voren zijn gebracht, zijn niet conform de procedures opgepakt. Daarnaast heeft de WSP in deze periode brede signalen van gedragsproblemen bij pleegkinderen gekregen. De professionals van de pleegzorg hebben op basis van deze signalen geen melding gedaan van mishandeling of als zodanig gehandeld. Wel zijn in deze periode vijf kinderen na constatering dat er sprake was van gedragsproblemen en conflict met pleegmoeder uit De Loot geplaatst.
De WSJ heeft in deze periode diverse signalen ontvangen variërend van gedragsproblematiek tot expliciete signalen over kindermishandeling. Dit blijkt zowel uit de dossiers als uit interviews met de ouders van de kinderen en één van de pupillen. Via verschillende bronnen (kinderen, ouders, derden) kwamen gedragssignalen bij WSJ terecht die erop duidden dat het niet goed ging met de kinderen.
Daarnaast kwamen in deze periode, ook via verschillende bronnen, expliciete signalen van kindermishandeling naar voren over meerdere pleegkinderen in De Loot. Het ging om signalen dat kinderen hardhandig werden aangepakt en geslagen door pleegmoeder en medebewoners, maar ook om bredere signalen van misstanden bij stichting De Terebint en de aard van de situatie in De Loot. Deze signalen zijn bij verschillende gezinsvoogden terecht gekomen. De bevindingen wijzen er niet op dat door de jeugdbeschermers naar aanleiding van de expliciete signalen de acties zijn ondernomen die zijn voorgeschreven in de procedures. Naar aanleiding van brede signalen van probleemgedrag is in een aantal gevallen nader onderzoek ingesteld. Hierin is de vraagstelling nooit geweest of sprake was van mishandeling. Deze onderzoeken gaven vervolgens ook geen aanleiding voor sterke vermoedens van kindermishandeling.
De WSJ heeft in deze periode diverse signalen ontvangen variërend van gedragsproblematiek tot expliciete signalen over kindermishandeling. Dit blijkt zowel uit de dossiers als uit interviews met de ouders van de kinderen en één van de pupillen. Via verschillende bronnen (kinderen, ouders, derden) kwamen gedragssignalen bij WSJ terecht die erop duidden dat het niet goed ging met de kinderen.
Daarnaast kwamen in deze periode, ook via verschillende bronnen, expliciete signalen van kindermishandeling naar voren over meerdere pleegkinderen in De Loot. Het ging om signalen dat kinderen hardhandig werden aangepakt en geslagen door pleegmoeder en medebewoners, maar ook om bredere signalen van misstanden bij stichting De Terebint en de aard van de situatie in De Loot. Deze signalen zijn bij verschillende gezinsvoogden terecht gekomen. De bevindingen wijzen er niet op dat door de jeugdbeschermers naar aanleiding van de expliciete signalen de acties zijn ondernomen die zijn voorgeschreven in de procedures. Naar aanleiding van brede signalen van probleemgedrag is in een aantal gevallen nader onderzoek ingesteld. Hierin is de vraagstelling nooit geweest of sprake was van mishandeling. Deze onderzoeken gaven vervolgens ook geen aanleiding voor sterke vermoedens van kindermishandeling.
Excuses William Schrikker Groep
De William Schrikker Groep heeft zijn excuses aangeboden aan de pleegkinderen voor het leed dat hen is aangedaan, onder toezicht van de Schrikker Groep. De jeugdzorgorganisatie heeft de hand in eigen boezem gestoken en gezegd dat zij fouten hebben gemaakt in de controle op de plaatsingen en de screening van de toenmalige pleegmoeder, waartegen nu aangifte is gedaan. Er was sprake van een tunnelvisie en gebrek aan goede communicatie en controle.
Onvoldoende zorgvuldig onderzoek naar veiligheid plaatsing
Bij de eerste plaatsing in gezinshuis De Loot (1997) is onvoldoende zorgvuldig onderzocht of de veiligheid van de kinderen gewaarborgd zou zijn na plaatsing. Er is geen onderzoek gedaan naar de medebewoners in De Loot, waardoor geen beeld bekend was van hun achtergrond. Ditzelfde geldt voor de medewerkers van Stichting De Terebint. Hierdoor zijn de kinderen in een situatie geplaatst waarin zij woonden bij volwassenen die zonder screening door de WSG een rol gingen spelen in de opvoeding van de kinderen.
Bij de eerste plaatsing in gezinshuis De Loot (1997) is onvoldoende zorgvuldig onderzocht of de veiligheid van de kinderen gewaarborgd zou zijn na plaatsing. Er is geen onderzoek gedaan naar de medebewoners in De Loot, waardoor geen beeld bekend was van hun achtergrond. Ditzelfde geldt voor de medewerkers van Stichting De Terebint. Hierdoor zijn de kinderen in een situatie geplaatst waarin zij woonden bij volwassenen die zonder screening door de WSG een rol gingen spelen in de opvoeding van de kinderen.
Geen aandacht voor risicofactoren uit onderzoek
Vanuit het netwerkonderzoek kwamen risicofactoren naar boven waaraan geen consequenties zijn verbonden bij plaatsing en verdere begeleiding van de plaatsing. Zo kwam naar voren dat pleegmoeder zelf patiënt was geweest bij De Terebint en dat pleegmoeder in de opvoeding soms gebruik maakt van fysieke straffen. Ook werd duidelijk dat de constructie met De Terebint en de verhouding van pleegmoeder tot de bestuurders van de stichting een aandachtspunt waren. Deze
Vanuit het netwerkonderzoek kwamen risicofactoren naar boven waaraan geen consequenties zijn verbonden bij plaatsing en verdere begeleiding van de plaatsing. Zo kwam naar voren dat pleegmoeder zelf patiënt was geweest bij De Terebint en dat pleegmoeder in de opvoeding soms gebruik maakt van fysieke straffen. Ook werd duidelijk dat de constructie met De Terebint en de verhouding van pleegmoeder tot de bestuurders van de stichting een aandachtspunt waren. Deze
punten worden in het netwerkverslag beschreven maar vormden geen aanleiding voor afkeuring van de pleegzorgplaatsing of extra begeleidingsmaatregelen.
Groot aantal plaatsingen in korte periode
Na de eerste plaatsing van twee kinderen in De Loot, heeft de WSP nog acht andere pleegkinderen in De Loot geplaatst, ondanks dat pleegmoeder bij de eerste pleegkinderen al signalen gaf van gebrek aan draagkracht. In de periode oktober 2002 tot maart 2003 heeft de WSP zes kinderen in De Loot bijgeplaatst in het kader van ‘perspectief biedende plaatsingen’. De plaatsing van een dergelijk groot aantal kinderen in één pleeggezin was niet conform het toen geldende Besluit Kwaliteitsregels voor Jeugdhulpverlening (1996), waarin een maximum van drie pleegkinderen is vastgesteld4. De reden waarom hiervan werd afgeweken is niet in de dossiers verwoord.
Ook zijn er – totdat hierover afspraken zijn gemaakt met pleegmoeder in 2009 – bewoners en ook pleegkinderen vanuit andere organisaties in De Loot komen wonen buiten weten van WSP om.
Na de eerste plaatsing van twee kinderen in De Loot, heeft de WSP nog acht andere pleegkinderen in De Loot geplaatst, ondanks dat pleegmoeder bij de eerste pleegkinderen al signalen gaf van gebrek aan draagkracht. In de periode oktober 2002 tot maart 2003 heeft de WSP zes kinderen in De Loot bijgeplaatst in het kader van ‘perspectief biedende plaatsingen’. De plaatsing van een dergelijk groot aantal kinderen in één pleeggezin was niet conform het toen geldende Besluit Kwaliteitsregels voor Jeugdhulpverlening (1996), waarin een maximum van drie pleegkinderen is vastgesteld4. De reden waarom hiervan werd afgeweken is niet in de dossiers verwoord.
Ook zijn er – totdat hierover afspraken zijn gemaakt met pleegmoeder in 2009 – bewoners en ook pleegkinderen vanuit andere organisaties in De Loot komen wonen buiten weten van WSP om.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten