zaterdag, september 03, 2016

Jordy Brouillard 2 januari 1997 - 27 augustus 2016

 Hij verbleef vijftien jaar in de instelling Ter Muren.


Dag Jordy

Sorry, sorry, sorry


Met lood in mijn schoenen, een bloedend hart en een bezwaard geweten schrijf ik je deze brief. Ik wil me verontschuldigen en hoop van ganser harte dat je me kunt vergeven. 

Integrale jeugdhulp
Van bij de opstart van integrale jeugdhulp zit ik in al haar structuren, op elk niveau. Ik wou samen met collega’s, voorzieningen, organisaties, diensten en beleidsmakers allerhande vorm geven aan een jeugdhulp die tegemoet kwam aan de zorg- en hulpvragen van jongens en meisjes zoals jij. We hebben er met velen talrijke uren – gespreid over vijftien jaar – in gestopt en we hebben gefaald, collectief. Sorry.

“We hebben collectief gefaald.”
We zijn begonnen met verengen: van zorg naar hulp. Goeie zorg is de basis voor degelijke en adequate hulpverlening maar we hebben die weggeknipt. ‘Zorg’ is het centrale woord in bezorgdheid, in voor- en nazorg, in zorgzaamheid en zorgvuldigheid, in verzorgd en verzorgend. Zorg stelt met andere woorden altijd de mens centraal en laat zich toedienen in onderling overleg. Het is altijd zinvol en vaak ook succesvol, niet altijd. Het laat zich misschien iets te moeilijk meten en waarschijnlijk heeft men het daarom geliquideerd. Ik heb op tafel getikt maar moest verdomme hard geklopt hebben. Sorry.

MODULES

Er werd heel snel gedacht in termen van ‘modules’. Dit houdt in dat men bij gekwetste vogeltjes zoals jij het deeltje dat (vermoedelijk) stuk is, vervangt door eentje waarvan men denkt dat het je terug op gang krijgt. We hebben een heel merkwaardige invulling gegeven aan het begrip integraal, het wil eigenlijk niks anders zeggen dan: ‘we hebben een magazijn vol wisselstukken en handleidingen’ (en we zijn er van overtuigd dat we al wat nodig is in stock hebben).
We hebben integraal nooit bekeken als het kind of de tiener in zijn totaliteit. Het mensje dat talenten en krachten heeft, dat droomt en verlangt, dat wil en kan, dat groeit en bloeit, dat weent en lacht, dat zoekt in het leven. Neen, we hebben ons gespecialiseerd in het stellen van diagnoses, het vaststellen van gebreken, het detecteren van tekorten om dan ons magazijn in te lopen, een wisselstuk te nemen, het met bekwame spoed – en niet altijd voorzichtig en zorgvuldig – in te pluggen in de overtuiging dat alles weer op wieltjes ging lopen. Mis. Ik heb me verzet maar verdomme bijlange niet genoeg. Sorry.

1+1 = 3

We gingen ook alles samen doen, met vereende krachten, het klassieke riedeltje van 1 + 1 = 3. Er is echter weinig tot niks veranderd. We blijven denken in sectoren, in eigen instellingen, binnen de decreten die ons aanbelangen maar zijn er niet in geslaagd om ons te organiseren rond de gekwetste vogeltjes.
“We zijn vervreemd van de fierheid in onze professie.”
Het enige waar we elkaar in gevonden hebben, is de regelvastheid, de protocollen en het managen. We zijn er intussen van doordrongen dat dit de enige manier is om hulp te organiseren. We zijn vervreemd van de fierheid in onze professie en zitten gevangen op de lijmstok die ‘subsidie’ heet. We vroegen en kregen regels, vaak tegen beter weten in, en registreren ons te pletter om maar te bewijzen dat we onze job goed doen. We houden alles bij – ja kan het zo gek niet bedenken of er worden data over verzameld – maar de basis van elke hulpverlening: tijd nemen, luisteren en troosten vind je in geen enkel registratieprogramma terug. In geen enkel. Ik heb mijn mond opengetrokken maar in plaats van te roepen heb ik gepiept. Sorry.

VERTROUWEN

We zijn, denk ik, ook moedwillig in de fout gegaan. We weten allemaal hoe belangrijk het is om iemand in je leven te hebben die je kan vertrouwen, iemand die onvoorwaardelijk achter je staat, er is als je hem nodig hebt. Iemand die zijn nek uitsteekt en je bescherming biedt, iemand die je niet laat schieten en het onvoorwaardelijk voor je opneemt. Iemand die zijn arm om je schouder legt, je op sleeptouw neemt en je een spiegel voorhoudt.
We weten het uit ervaring en uit onderzoek. We hebben ons zo georganiseerd dat we dit allemaal verloochend en afgebouwd hebben. We hebben ons niet gespecialiseerd om relaties aan te gaan, au contraire, we wijzen er elkaar bijna permanent op hoe ‘gevaarlijk en onprofessioneel dat is’. Ze leren ons om afstand te houden, zelden hoe we nabij kunnen zijn.
“Ze leren ons om afstand te houden, zelden hoe we nabij kunnen zijn.”
We zijn de weg ingeslagen van de klinische expertise-specialisten. We fileren jullie, zoeken naar wat niet functioneert en nemen elk een klein stukje voor onze rekening. Wij (denken te) weten wat verkeerd loopt, voegen daar – al of niet met geweld – onze expertise aan toe en voorspellen wat het resultaat zal/moet zijn. Soms hebben we geluk dat onze prognoses uitkomen, even vaak hebben we de bal mis geslagen.
Als we er naast zitten hebben we dan ook de reflex – en intussen de overtuiging – om het falen buiten ons zelf te leggen. Dan zijn de kapotte vogeltjes vaak diegenen die met de vinger gewezen worden: ze willen niet, ze weigeren hulp, ze leren het nooit, ze passen zich niet aan, ze zijn te zwak, ze hebben een stoornis, ze ontbreken vaardigheden, ze werken niet mee…

BEROEPSGEHEIM

Hoe dan ook we kennen jullie niet (en soms denk ik dat we dat niet willen), we brengen allemaal ons stukje van de puzzel samen en gaan er dan mee ‘in overleg met elkaar’. In zo een setting kunnen we niks anders dan alles wat we weten te delen met elkaar en we hebben er dan ook zelf schuld aan dat het beroepsgeheim, het enige kader waarbinnen hulpverlening efficiënt en effectief kan zijn, ondergraven werd.
Eerst begon het nogal onschuldig met ‘gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim’, intussen zitten we protocollen op te stellen met politie en justitie. Je moet bijna ziende blind zijn om niet te beseffen dat we hierdoor nog meer mensen wegjagen.
“De groep ‘zorgwekkende zorgmijders’ groeit snel aan.”
Het enige ‘type hulpverlener’ die die wezenlijke nood kan opnemen is de trajectbegeleider. De enige hulpverlener die door integrale jeugdhulp niet gevalideerd en erkend werd is, je raadt het nooit: de trajectbegeleider. Het resultaat van dit alles is dat de groep ‘zorgwekkende zorgmijders’ en ‘hulpverleningsvermoeiden’ proportioneel snel aangroeit en voor alle duidelijkheid: dat is niet hun fout maar de onze. Ik heb dit aangekaart maar waarschijnlijk niet sterk genoeg. Sorry.

MAAKBAARHEID

We zijn er ook allen van uitgegaan dat we alles wat mank liep terug vlot konden trekken. We geloofden heilig in de maakbaarheid van de mens. We hebben nog altijd het idee dat pijn, leed, verdriet, onvolmaaktheid geen deel kunnen en mogen uitmaken van een mensenleven. We willen dit toedekken, weggommen en meestal zelfs niet onder ogen zien.
We selecteren diegenen waarmee we protocollair en subsidiair niet – of vermoeden van niet – kunnen scoren, weg. We zeggen het hen niet in hun gezicht maar ‘regelen’ ze buiten. Niet ziek of arm genoeg, geen Nederlands spreken of onvoldoende gemotiveerd, wachtlijst of verkeerd profiel, geen of de verkeerde papieren, geen of de verkeerde diagnose. Als je selecteert en elimineert aan de voordeur is de kans dat je een succesvolle uitstroom hebt via de achterdeur groter.

LUCAS 15

In een kwantitatief gemeten sociaal werk wordt dit ook het best gehonoreerd. Soms, Jordy – en dit blijft tussen ons – verwijs ik als atheïst naar de Bijbel, meer bepaald naar Lucas 15. De Goeie Herder bekommert zich om het verloren gelopen schaap en minder om de negenennegentig andere omdat hij er van uit gaat dat die samen de stal zullen vinden. Een mooie metafoor voor het sociaal werk, toch?
“Zijn de herders hier gelukkig mee?”
Jammer genoeg zie ik nu de herders kijken en inschatten met hoeveel schapen ze zo snel mogelijk naar de stal kunnen hollen. Er mogen er een deel niet mee vertrekken en diegenen die ze onderweg verliezen hebben dit aan zichzelf te danken. Zijn die herders hier gelukkig mee?
Een deel trekt het zich absoluut niet aan en doet verder want de laatste van de maand is het pay-day en er moet brood op de plank komen. Een deel probeert toch om – soms tegen directieven en beter weten in – met zoveel mogelijk schapen te vertrekken maar struikelt (oplossing: ‘ventilatiesessies’ en casus-overleg), blijft soms liggen (in vakjargon heet dit burn-out). Een deel holt zich eerst in schuim en zweet, gaat op tijd op de rem staan en wordt schaapscheerder (in vakjargon heet dit ‘specialisatie’ of ook ‘promotie’) maar laat vaak niet na om de herders verder op te jagen. Het ander deel heeft zich ook de ziel uit het lijf gelopen en dan maar beslist om brouwer te worden maar voor alle duidelijkheid: niet omdat ze niet van schapen houden maar omdat ze veeleer niet van schapen mogen houden (in vakjargon heet dit jobswitch).
Kortom de herders zijn heel vaak ongelukkig, vermoeid, verweesd en ontdaan maar halen hun energie uit de keren dat ze – meestal in ’t geniep – toch nog een achtergebleven schaap de stal kunnen binnen loodsen. Sterk. Ik sta dit vaak te bekijken maar ben te weinig ‘border-collie’ om de herders bij te springen. Sorry.

JE BENT DE EERSTE, NOCH DE LAATSTE

Ik ga nu zo stilaan afsluiten om niet helemaal ondergedompeld te worden in moedeloosheid en kwaadheid. Ik weet uit ervaring dat ik dan hard van leer kan trekken en je weet maar nooit wie er deze brief nog in handen krijgt (verba volent, scripta manent ;-))
Als het je al een troost mag zijn Jordy, je bent niet de eerste die door ontbering, verwaarlozing, zorginsufficiëntie, regelblindheid en struisvogelpolitiek het heden voor het eeuwige ruilde. Ik wil niet cynisch of defaitistisch klinken maar je zal ook de laatste niet zijn. De wachtkamers zitten vol en er staan nog wachtenden op de stoep.
“Het ‘systeem’ zoekt altijd de fout bij het kleinste radertje.”
Ik beloof je echter dat ik mijn uiterste best zal doen om paal en perk te stellen aan die scheef- en misgroei. Het eerste waar ik zal tegen moeten optornen is het ‘systeem’ dat – mijn broek af als het anders zou zijn – als weergaloos en onfeilbaar zal voorgesteld worden. Het tweede zal zijn om de zoektocht, de posse naar het falend, haperend radertje in de machine te saboteren, te dwarsbomen of toch te minimaliseren want het ‘systeem’ zoekt altijd de fout bij het kleinste radertje. Kafka is ook hier alive and kicking.

NAÏEF

Met de hand op het hart beloof ik je dat ik zal werken aan mijn naïviteit en ‘pampergedrag’. Men verwijt me al gans mijn carrière dat ik naïef ben en nu zie ik het ook in. Ik heb me laten ringeloren. Ik ben er bijna ingetrapt. Ik dacht echt dat de hulpverlening het beste voor had met haar cliënten, dat ze echt van plan waren om mensen te ondersteunen en bij te staan. Maar ze doen dit enkel met de cliënten die in hun systeem passen.

Ik ben naïef geweest toen men me uitlegde wat, bijvoorbeeld, een warme overdracht was. Het leek me een mooie gedachte naar continuïteit van de hulp. Nu zie ik nog beter dat dit meer te vergelijken is met het muzikaal pak op familiefeesten. Wie hem vast heeft, is op ’t moment dat de muziek stil valt gejost. Ook een beetje te vergelijken met de ‘hete patat’, zo snel mogelijk doorgeven of je bent verbrand. Eerlijk, Ik dacht dat ze het ook bedoeld hadden op de meervoudig gekwetsten, de paupers, de sociaal overbodigen. Fout, sorry.
“Jammer dat het zo is moeten lopen. Sorry.”
Pamperen zal ik enkel nog doen naar die mensen die zichzelf moeilijk of niet kunnen behelpen. Tot nu toe heb ik dat ook – en te veel – gedaan naar beleidsmakers, sectoren, instellingen, uitvoerders: het systeem met andere woorden. Tja, ik moet voor zoveel dingen begrip hebben: geen tijd, te weinig middelen, praktische-juridische-protocollaire regels, caseload, te jong, te moe, te onervaren… en ik mag daar niks over zeggen of het is hommeles, ben ik niet loyaal, collegiaal. Ik heb me laten vangen. Sorry.
Hoe dan ook, ik dank je voor het inzicht en de energie die je me gaf en ik ben er van overtuigd dat het overgrote deel van mijn collega’s hetzelfde ervaart. Ik beloof dat ik je in ere houd in naam van de talloze jongeren, bejaarden, uitgerangeerden die ook in ontbering en extreme eenzaamheid leven (en sterven). Jammer dat het zo is moeten lopen. Sorry.
Misschien tot een volgende keer
Liefs
Joost Bonte 

PS. een collega vroeg wie je zei dat Frans Kafka is
en of je daar nu wel of niet mee naar bed bent geweest.

Geen opmerkingen: