zondag, augustus 21, 2011


Gelukkig hadden de ‘idioten’wel een reine ziel
Inmenging van de buitenwereld werd in St. Joseph niet geaccepteerd. De broeders hadden het voor het zeggen


Maastricht. Een voortdurend gevecht tegen vuil, stank en gekerm. Zo
omschrijft historica Annemieke Klijn de dagelijkse gang van zaken op de afdelingen
met de meest zwakzinnige patiënten op de instituten Sint Joseph en Sint Anna in Heel, zo’n zestig jaar geleden. Kinderen waren druk en vernielzuchtig, of verlamd, mismaakt of spastisch.
Tot intens contact kon het niet komen: afdelingen werden bestierd door een of twee broeders of zusters. Hooguit drie, als er meer dan zestig kinderen op één zaal
lagen.

Aan kinderen met enige capaciteiten werd zo nu en dan gevraagd mee te helpen in de verpleging. Maar die kinderen deden soms maar wat en wekten door hun uitzonderingspositie bovendien jaloezie op.

Niemand van de geestelijken had zich ooit verdiept in psychiatrie

Het niveau van de geestelijken zelf was voor diverse buitenstaanders reden
tot zorg, blijkt uit het in 1995 verschenen boek van Klijn, Tussen caritas en psychiatrie. Lotgevallen van zwakzinnigen in Limburg 1879-1952.

Zelfs een door de bisschop van Roermond ingestelde adviescommissie
twijfelde in 1946 over de verstandelijke vermogens van de broeders. Het
bestuur van Sint Joseph schreef daarop een brief op poten. De bisschop
hoefde zich niet ongerust te maken.
En: ‘Inmenging van buitenstaanders’ werd niet geaccepteerd. Ook inspecties
van het Rijk kwamen in de jaren 40 en 50 nog niet binnen in Heel.
De oversten hadden het voor het zeggen.

‘Op zaal’ maakten de daar werkzame geestelijken de regels. Niemand
van hen had zich ooit verdiept in psychiatrie. Op de ziekenafdeling
van Sint Joseph werkte één gediplomeerde verpleger, totdat deze in 1951
ontslag nam. De huisarts en een consulent-psychiater kwamen in de regel
eens in de twee weken langs.

Over veel gevallen werden ze slechts gebrieft door de geestelijken. Medici
hadden vaak een wat fatalistische houding tegenover zwakzinnigheid.
Genezing was immers niet mogelijk.
Medicatie werd nog nauwelijks gegeven

De geestelijken zagen wel een taak voor zich weggelegd: zieltjes tot God
brengen. Ze spraken vaak met liefde over de kinderen en noemden hen „engeltjes”. Hun toegang tot de hemel leek verzekerd: volgens de katholieke leer beschikten ‘idioten’ over een reine ziel.

Met in de hoogtijdagen zo’n duizend bewoners, was het meisjesinternaat Sint Anna twee keer zo groot als Sint Joseph. De instituten groeiden hard.

De naoorlogse babyboom werkte ook in Heel door. Meer dan de helft
van de kinderen kwam van buiten Limburg.
Pas in de loop van de jaren 60 professionaliseerde de hulpverlening.

Tot die tijd fungeerden de instellingen als bewaarplaatsen. Kinderen hielpen naar vermogen mee om de boel draaiende te houden. Wie goed functioneerde, kreeg geen andere taken, maar bleef het zo noodzakelijke werk verrichten.

Op Sint-Joseph werkten jongens in ploegen aan onderdelen voor pick-ups van Philips.
Een vader klaagde over ‘een jaagsysteem. Bij het ministerie van Justitie
kwamen begin jaren 50 klachten binnen over de werkdruk.

Speciaal onderwijs bestond aanvankelijk niet op de instituten.
Sint Joseph kreeg in 1950 een school, Sint Anna pas tien jaar later.

Voor godsdienstig onderwijs werd een uitzondering gemaakt. Kinderen met voldoende
oordeelsvermogen mochten hun Heilige Communie doen. De huisarts stuitte op een ‘imbeciel’ die de catechismus uit het hoofd kende en sprak in zijn dossier over ‘dressuur’. ‘Godsdienstig goed afgericht’, concludeerde hij.


De cijfers van Sint Anna zijn minder verontrustend

. De instelling waarin het vroegere meisjesinternaat Sint Anna is opgegaan,
zoekt in haar archieven naar informatie over sterfgevallen uit de
jaren vijftig. Dit gebeurt naar aanleiding van onrust na berichten dat
daar, net als in het nabijgelegen jongensinternaat,tussen 1952 en 1954 relatief veel zwakzinnige meisjes zijn overleden.

„De verwachting is vrij laag”, zegt directeur Guus Feron van de Koraal Groep, nu verantwoordelijk voor Sint Anna. „Er is waarschijnlijk weinig meer. Patiëntendossiers worden in de regel na 15 jaar vernietigd.”

De cijfers uit begin jaren vijftig zijn niet zeer verontrustend: Sint Anna was groot, verpleegde veel ernstig zwakzinnigen en kende in andere jaren bijna vergelijkbare sterftecijfers: 8 tot 16 per jaar.

Bij verplegend personeel heeft Feron inmiddels speciale aandacht gevraagd voor de kleine groep bewoners die al sinds de jaren veertig in Sint Anna verpleegd wordt. „Het zou kunnen dat door het nieuws herinneringen bij hen naar boven komen, bijvoorbeeld aan het wat strengere regime in vroeger jaren.”

Het OM in Roermond ziet nog geen aanleiding om Sint Anna te betrekken
in een onderzoek naar sterfgevallen in Sint-Joseph in Heel begin jaren vijftig. In dat jongensinternaat stierven toen 34 jongens.

Als er belangwekkende informatie over Sint Anna naar boven komt, zal het onderzoek alsnog worden uitgebreid. Dat wel serieus naar Sint Joseph wordt gekeken, heeft volgens het OM te maken met „straf-rechtelijke vermoedens”.


Geen opmerkingen: