dinsdag, december 14, 2010

ratjes 1; Murphy's Law

Lekker hoor, zo'n pdf bestand, maar zou er bij de gedrukte versie van dat rapport een kunstmaag bijgeleverd zijn?


Personele wisselingen
De voorzitter van de BAC, mr. G.J.M. Corstens, kondigde zijn vertrek aan met ingang
van 1 januari 2004: hij had zijn reguliere periode als lid en voorzitter van de BAC
vervuld. In een brief aan kardinaal Simonis schreef hij:
“In de tweede plaats wil ik niet verhullen dat het ons nogal eens
opvalt hoe weinig zelfinzicht aangeklaagden die wij schuldig hebben
bevonden, vertonen. Het lijkt in veel gevallen of men vooral medelijden met
zichzelf heeft. Het inzicht dat men leed, soms zeer ernstig leed dat de loop
van iemands leven in aanzienlijke mate negatief heeft beïnvloed, aan een
ander heeft aangedaan, is helaas vaak afwezig.” 59
Op 14 januari 2004 benoemde kardinaal A.J. Simonis mr. Y.A.J.M. van Kuijck tot
voorzitter van de Beoordelings- en Adviescommissie. Hij was het jaar daarvoor als lid tot de
BAC toegetreden.
De voorzitter van Hulp & Recht, de heer Van der Ree, kondigde twee weken later zijn
vertrek aan. Hij was aan het eind van de maximale zittingsperiode gekomen als lid van
het bestuur. Op 13 april 2004 ging de bisschoppenconferentie akkoord met de opvolging
van de heer Van der Ree door mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt.60

Constateringen van tekortkomingen

Al in 2003 werden knelpunten in de uitvoering van de procedure geconstateerd. Begin
2004 had de toenmalige voorzitter van de BAC al voorstellen voor een herziene
procedure opgesteld. Die hadden onder meer betrekking op de wijze van afdoening van
adviezen door bisschoppen en hogere oversten: “ook al behouden bisschoppen en hogere
oversten hun eigen vrijheid, de adviezen zijn niet vrijblijvend. Het komt voor dat door de
afhandeling van de adviezen de geloofwaardigheid van Hulp & Recht in het geding
komt.”61
58 E-mailbericht van de secretaris-generaal van de KNR aan de Onderzoekscommissie van 2 december 2010 om
15.48 uur.
59 Notulen bisschoppenconferentie 11 november 2003, agendapunt 4.9.
60 Idem, 13 april 2004, agendapunt 4.8.
61 Jaarverslag 2003 van het bestuur van de landelijke instelling Hulp & Recht, blz. 2.
26

Na haar aantreden als voorzitter van Hulp & Recht stuitte mevrouw Horstink-von
Meyenfeldt op nog meer problemen.62

Tussen de BAC en de juridisch medewerker was een conflict ontstaan.
Mevrouw Horstink-von Meyenfeldt vernam van de BAC dat de juridisch medewerker te veel zijn eigen gang ging.

Omdat de BAC ten opzichte van het bestuur van Hulp & Recht een onafhankelijke positie innam, wist ze niet precies wat er aan de hand was, maar een van de kritiekpunten was dat de juridisch medewerker toezeggingen deed die volgens de toen geldende procedure niet mogelijk waren.

Het ging hierbij onder andere om de toezegging aan klagers dat een onderzoek zou worden
gestart naar de beklaagde ook als die reeds was overleden. De toen geldende procedure
voorzag hierin niet.63
Omdat geen procedure kon worden gestart die betrekking had op
aangeklaagden die waren overleden had de juridisch medewerker volgens de BAC
medewerking verleend aan onderzoek buiten de BAC.

De juridisch adviseur stelde
samen met klagers klaagschriften op met vorderingen variërend van vergoeding voor
geleden materiële schade en erkenning van een biologisch vaderschap tot een
straatverbod; eisen waaraan de procedure nauwelijks of niet kon voldoen en enkel tot
teleurstelling bij de klagers kon leiden.64

Een tweede probleem was de rol van vertrouwenspersonen. Een aantal
vertrouwenspersonen had volgens de toenmalige voorzitter van Hulp & Recht, mevrouw Horstink-von Meyenfeldt, een zo diepe en innige band met klagers opgebouwd dat ze als hulpverleners voor de klagers zouden zijn gaan functioneren en elke vorm van professionele distantie zouden hebben verloren.

Zowel de juridisch medewerker als de vertrouwenspersonen wisten bij ontstentenis aan een goede functieomschrijving en bij gebrek aan aansturing zich geen raad hoe te handelen in zaken waar de procedure geen bevoegdheid kende of waar een klager geen genoegen nam met de stappen in de procedure.65.

Wat mevrouw Horstink-von Meyenfeldt ook trof was dat vertrouwenspersonen de hulpverlening erg ver doorvoerden en slachtoffers zelf behandelden of een hulptraject voor hen uitzetten, ook in het geval een klacht niet in behandeling was genomen of ongegrond was verklaard. 66

Het derde probleem was de verhouding tussen de nieuwe voorzitter en de BAC. Zowel het bestuur van Hulp & Recht als de voorzitter en leden van de BAC worden benoemd door de bisschoppenconferentie.

62 In de bijlagen is een overzicht van de samenstelling van de verschillende gremia van Hulp & Recht in de
periode tussen 1995 en 2010 opgenomen.
63 Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010. Gesprek van de commissie met mevrouw T.A.J.M. Elie op 17 september 2010.
64 Advies van de BBK inzake de statuten en procedure van Hulp & Recht (conceptversie april-mei 2007) van 30 mei 2007 (kenmerk 16/2007/gk). De Onderzoekscommissie constateert dat de verwijten van de BAC in de richting van de juridisch adviseur duiden op tekortkomingen in de procedure, tekortkomingen die niet werden aangepakt.
65 Notitie van mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt 11 november 2005.
66 Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010
27
De BAC ontleende aan haar benoeming door de bisschoppenconferentie een
onafhankelijkheid ten opzichte van het bestuur, dat in haar ogen louter een facilitaire,
administratieve taak had om het functioneren van de BAC en de vertrouwenspersonen te
ondersteunen. De verschillende organen van Hulp & Recht werkten los van elkaar: van
een centrale sturing was geen sprake.67

De nieuwe voorzitter had een andere kijk op de toen geldende procedure. Na enkele
gesprekken met de BAC vroeg ze mr. H.J. Schepen, vice-president van de Utrechtse
rechtbank, de procedure onder de loep te leggen. Zijn oordeel was niet mals, aldus
mevrouw Horstink-von Meyenfeldt in haar gesprek met de Onderzoekscommissie. De
verhoudingen van de voorzitter van Hulp & Recht met in ieder geval één van de leden
van BAC waren toen zo verslechterd dat mevrouw Horstink-von Meyenfeldt met het
voorleggen van het kritische oordeel over de procedure niet nog meer olie op het vuur
wilde gooien.68

Volgens de voorzitter van de BAC, mr. Y.A.J.M. van Kuijck, moest
“achteraf worden vastgesteld, dat de communicatie tussen het bestuur van Hulp & Recht
en de BAC al vanaf het kennismakingsgesprek met de nieuwe voorzitter van Hulp &
Recht in mei 2004 stroef is verlopen en een behoorlijke inbreng van de BAC in de
wijzigingsprocedure [de wijziging van de procedure] in de weg heeft gestaan.”69
Mevrouw Horstink-von Meyenfeldt stelde zich op het standpunt dat bij de bestaande
procedure sprake was van een verwevenheid van het klachtrecht met het canoniek recht:
“het juridisch toetsingskader van klachten [is] een andere dan die van een strafrechtelijke
gedraging en de klachtenprocedure [volgt] een (deels) andere bewijsrechtelijke weg. Het
aannemelijkheidsvereiste voor klachten voldoet niet aan de zware canoniekstrafrechtelijke
vereisten om een persoon tot dader van een strafbaar feit te kwalificeren
met eventueel oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel. Met andere woorden, het is
zeer wel mogelijk om een klacht gegrond te verklaren, zonder dat het bewijs voor het
(canonieke) strafbare feit is geleverd.”70
Het was de bedoeling van mevrouw Horstink-von Meyenfeldt, gesteund door de leden
van het bestuur van Hulp & Recht, om de procedure - zoals zij dat in haar beleidsnota
noemde - “uit te zuiveren” van elementen van canoniek strafprocesrecht. Dit betekende
ook het einde van de gedelegeerde gemachtigden en dus een einde aan het gebrek aan
hoor en wederhoor.
67 Gesprek van de commissie met mr. Y.A.J.M. van Kuijck en professor dr. M.H.F. van Uden op 3 september
2010. Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010.
68 De commissie beschikt niet over een kopie van de rapportage van mr. Schepen en heeft de rapportage niet
aangetroffen in het archief van Hulp & Recht. Navraag bij mevrouw Horstink en bij mevrouw Stassen leert dat mevrouw Horstink de rapportage niet meer in haar bezit heeft en dat de rapportage ook niet meer is terug te vinden in het archief van Hulp & Recht. Zie de gesprekken van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstinkvon Meyenfeldt op 13 september 2010 en met mevrouw mr. P.M.M. Stassen op 10 september 2010. Mevrouw
Stassen heeft in haar gesprek met de commissie op 10 september 2010 laten weten: ‘Omdat het rapport zo vernietigend was, is besloten om het niet aan betrokkenen te geven. Het is binnen het bestuur van Hulp & Recht gebleven.”
69 Brief van mr. Y.A.J.M. van Kuijck aan de bisschoppenconferentie van 31 december 2007.
70 Concept-beleidsplan Hulp en Recht dd 15 april 2005, blz. 4. Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010.

28
In de visie van mevrouw Horstink-von Meyenfeldt moest de BAC als klachtencommissie
optreden en zich uitsluitend uitspreken over de juistheid van de feiten. Ze constateerde
dat de BAC zich steeds meer als “een rechtbank” opstelde. In dit verband had de
toenmalige voorzitter zich de vraag gesteld hoe het kwam dat maar zo weinig klachten
voortkwamen uit de meldingen die bij Hulp & Recht binnenkwamen: ‘uit bestudering van
de literatuur over het onderwerp maakte ze [mevrouw Horstink-von Meyenfeldt] op dat
een van de belangrijkste wensen van betrokkenen erkenning [was] van het probleem en
de mogelijkheid om daarover te spreken. Ze doen vaak geen aangifte omdat dat leidt tot
een zeer belastende procedure die niet slachtoffergericht maar dadergericht is. Ze was
van mening dat er een goede klachtenregeling moest komen, waarbij de begeleiding van
hulp aan het slachtoffer centraal stond.”71
Daarnaast waren er ook zaken die zo ernstig zijn dat een disciplinaire maatregel op zijn
plaats is. In die gevallen zou dan een kerkelijke rechtbank uitspraken moeten doen mede
op grond van het vooronderzoek van de BAC. Volgens mevrouw Horstink-von
Meyenfeldt bestaat bij afwezigheid van zo’n (tuchtrechtelijke) instantie het risico dat met
de adviezen van de BAC te vrijblijvend wordt omgesprongen.
De toenmalige BAC verschilde van mening met het bestuur van Hulp & Recht en hield
vast aan een canoniekrechtelijke benadering die hogere eisen stelt aan de bewijsvoering
met als resultaat naar de mening van mevrouw Horstink-von Meyenfeldt dat hierdoor
veel meer klachten ongegrond werden verklaard dan bij een minder rigide
klachtenprocedure het geval zou zijn geweest. Om haar gelijk te staven had zij naar haar
zeggen met toestemming enkele dossiers van de BAC ingezien waarbij ze “de kwaliteit
van het gepleegde onderzoek beneden de maat vond.” Dat leidde tot een nieuw conflict
met de BAC die het inzien van de dossiers beschouwde als een inbreuk op de
onafhankelijkheid van de BAC, die haar vervolgens verweet slecht te communiceren met
de BAC.72
Bij de BAC leefde het idee dat achter de aanpassing van de procedure heel iets anders
zat. In 1997 veroordeelde de rechtbank in Den Haag de pastoor van de parochie in
Rijpwetering en Oud-Ade wegens seksueel misbruik van een twaalfjarig meisje. Hij
kreeg achttien maanden cel waarvan zes maanden voorwaardelijk. De Rotterdamse
bisschop schorste de pastoor. Hij mocht ook niet meer als priester functioneren.73
Vervolgens trof het bisdom Rotterdam een regeling met het slachtoffer en haar wettelijke
vertegenwoordigers. Het ging om langdurig misbruik van een kind. Omdat sprake was
van een regeling waarbij een minderjarige was betrokken was consent nodig van de
kantonrechter. In dit verband werd contact gezocht met Aegon, de verzekeraar van de
Kerkprovincie waartoe het bisdom Rotterdam behoort. Het was van belang om na te
gaan hoe de verzekeraar zich zou opstellen. De verzekeraar weigerde aan de regeling
medewerking te verlenen.
71 Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010.
72 Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010 en
gesprek van de commissie met mr. Y.A.J.M. van Kuijck en professor dr. M.H.F. van Uden op 3 september 2010.
73 Joep Dohmen en Guido de Vries, ‘Priesterlijke ontucht onder de mantel der liefde’. In NRC Handelsblad van 11 mei 2002.
29
Een voor beide partijen bevredigende oplossing was uiteindelijk het resultaat, maar om
de regeling te kunnen effectueren stelde Aegon wel als eis dat aan een verplichting tot
betaling een gegrondverklaring van de desbetreffende klacht door Hulp & Recht ten
grondslag moest liggen. In dit verband stelde Aegon eisen aan de deugdelijkheid van de
procedure bij Hulp & Recht. Tot dan toe was geen sprake van een deugdelijke
procesgang: de gedelegeerde sprak met de klager en sprak met de aangeklaagde waarna
de gedelegeerde twee verslagen opstelde waarover de voltallige BAC zich boog buiten
aanwezigheid van klager en aangeklaagde.74
Zo kon bij de BAC het idee postvatten dat niet de belangen van slachtoffers maar de
wens van Aegon – en in het verlengde daarvan financiële belangen van de kerk - de
doorslag hadden gegeven om op een verandering van de procedure aan te koersen. Of de
kerk financiële belangen had om de procedure om deze redenen aan te passen is een
relevante maar tegelijkertijd niet eenvoudig te beantwoorden vraag. Feit is dat tot op
heden van de in de overeenkomst vastgelegde financiële reservering bij Aegon geen
gebruik is gemaakt door de bisschoppen. Zouden de bisschoppen financieel belang
hebben gehad bij een wijziging van de procedure, dan had het voor de hand gelegen dat
tussen 1 november 2001 en nu (eind 2010) aanspraak was gemaakt op deze reservering
bij Aegon. Dat is niet het geval.75

Veranderingen in de nieuwe procedure
De positie van de juridisch adviseurs was in de tussentijd verbeterd. Het conflict tussen
de juridisch medewerker en de BAC was met het vertrek van deze juridische adviseur
geëindigd. Nieuwe juridische adviseurs werden ingehuurd voor het behandelen van de
ingediende klachten. In de begroting voor 2006 werd rekening gehouden met vijf
klachten per jaar.76
Dit relatief kleine aantal klachten stak af tegen het aantal meldingen. Slechts twintig tot
dertig procent van de meldingen leidde tot een klachtafhandeling in de
klachtenprocedure. De klachtenprocedure werd vaak niet gestart: veel meldingen
bereikten het stadium van een klacht niet. Dat hield ongetwijfeld samen met het “gebrek
aan transparantie van het onderzoek voor het slachtoffer en de aangeklaagde persoon
”.77

Ook was onduidelijk of een meldings- of doorverwijzingsplicht bestond als indieners van
klachten niet bij het meldpunt van Hulp & Recht maar bij een bisdom, een orde of
congregatie terechtkwamen.78
Een van de veranderingen in de procedure betrof de aanstelling van juridisch adviseurs
die de klagers konden bijstaan in de procedure en konden helpen bij het opstellen van
een klaagschrift.

74 Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010 en
gesprek van de commissie met mr. Y.A.J.M. van Kuijck en professor dr. M.H.F. van Uden op 3 september 2010.
75 Gesprek van de commissie met mevrouw mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt op 13 september 2010 en
gesprek van de commissie met mevrouw mr. P.M.M. Stassen op 10 september 2010.
76 Brief van de penningmeester van Hulp & Recht aan de bisschoppenconferentie van 20 januari 2006.
77 Jaarverslag van de landelijke instelling Hulp & Recht over het jaar 2007 met uitloop naar 2008 (in verband
met de overdracht van het voorzitterschap), blz. 3.
78 Zie onder meer de notulen van de bisschoppenconferentie 14 november 2006, besluit 134/2006.
30
Verder

Heer vergeef het ze
Wat een schorum

En dan belt er in augustus een "vertrouwenspersoon" op -waarom niet gevraagd was - die tussen de tenminste 4 maal onderbrekingen van een paar kleine kinderen plus een hond door meedeelt dat "Hoera, nee hoor nu is het helemaal anders, al die oude mensen zijn weg en wij hebben Uw dossier 2004 gevonden, en ik heb overlegd en U kunt een klacht indienen!!
Ja, tadaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa en U kunt natuurlijk óók een brief schrijven aan de voorzitter........
maar kunt U misschien een lijstje maken van die sites van die slachtoffernetwerken op het internet, die zou ik graag eens willen zien en misschien dan eens op een vergadering bespreken


ik heb niet zo heel veel tegen honden.
Laat ons Galileo's middelvinger aanbidden!
't Zou wel's heel christelijk en in het belang van de belastingbetaler kunnen zijn op 19 december een collecte te organiseren waaruit therapie bekostigd kan worden voor dit soort volk.

Here god, wat ben ik een randdebiel geweest.
Dank U voor die capaciteit!

Geen opmerkingen: