woensdag, februari 15, 2012

Omissie!


NRC

Pim van den Dool

15-2-2012

Het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden wordt uitgebreid. In plaats van één nabestaande mogen straks drie nabestaanden van een slachtoffer op een zitting spreken, zo staat in een wetsvoorstel dat staatssecretaris Teeven vanmiddag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Naast de toename van het aantal nabestaanden dat tijdens zittingen mag spreken, krijgen ouders of voogden van minderjarige slachtoffers in het vervolg de mogelijkheid om namens hen het woord te doen. Nu al is het voor minderjarige slachtoffers mogelijk om, als zij daartoe in staat zijn, op een zitting te spreken. Dat verandert niet. Tot slot kunnen advocaten of medewerkers van Slachtofferhulp Nederland in de toekomst ook namens slachtoffers of nabestaanden het woord voeren.

Teeven stelt in het wetsvoorstel aan de Kamer dat er bij slachtoffers behoefte bestaat aan uitbreiding van het spreekrecht. De staatssecretaris kondigde zijn wetsvoorstel vorig jaar zomer al aan. Aanleiding voor het voorstel was de Amsterdamse zedenzaak. Ouders van kinderen die zouden zijn misbruikt, konden toen niet namens hun kind het woord doen. Teeven kreeg destijds kritiek omdat hij zei te hopen dat de rechters in de zedenzaak zouden vooruitlopen op deze wetgeving en dus de ouders wel het woord zouden geven.


2. Het slachtoffer, de vader of de moeder van een minderjarig slachtoffer die een nauwe
persoonlijke betrekking met dat slachtoffer hebben en personen die dat slachtoffer als
behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en in een nauwe en persoonlijke betrekking
tot het kind staan kunnen, gezamenlijk of elk afzonderlijk, op de terechtzitting een verklaring
afleggen over de gevolgen die de strafbare feiten genoemd in het eerste lid, bij hen teweeg
2
hebben gebracht. Van het voornemen daartoe geeft hij voor de aanvang van de terechtzitting
schriftelijk kennis aan de officier van justitie opdat deze hem tijdig kan oproepen. De
voorzitter kan het spreekrecht van de vader of moeder of verzorgers als bedoeld in de eerste
volzin, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie beperken of ontzeggen wegens
strijd met het belang van het minderjarige slachtoffer.
3. Het spreekrecht bedoeld in het eerste lid kan ook worden uitgeoefend door een nabestaande
die te kennen heeft gegeven op de terechtzitting te willen verklaren over de gevolgen die het
overlijden van het slachtoffer bij hem teweeg hebben gebracht. De nabestaande die het
spreekrecht wenst uit te oefenen geeft voor de aanvang van de terechtzitting schriftelijk
kennis aan de officier van justitie opdat deze hem tijdig kan oproepen.
4. Tot de nabestaanden die voor oproeping op grond van het derde lid in aanmerking komen,
behoren:
a. de echtgenoot of geregistreerde partner dan wel een andere levensgezel, en
b. de bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot de vierde graad ingesloten.
Indien meer dan drie nabestaanden bedoeld onder b hebben meegedeeld dat zij van hun
spreekrecht gebruik willen maken, en zij het onderling niet eens kunnen worden over wie van
hen het woord zal voeren, beslist de voorzitter welke drie personen van het spreekrecht
gebruik kunnen maken.
5. Tot de slachtoffers of nabestaanden die van het spreekrecht gebruik kunnen maken, behoort
de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Dit geldt ook voor de
minderjarige die die leeftijd nog niet heeft bereikt en die in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
6. Indien het slachtoffer of een nabestaande de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt,
kan het spreekrecht worden uitgeoefend door zijn wettelijke vertegenwoordigers voor zover
deze vertegenwoordiging niet in strijd is met het belang van de minderjarige. De wettelijke
vertegenwoordigers kunnen tevens gezamenlijk of elk afzonderlijk, op de terechtzitting een
verklaring afleggen over de gevolgen die de strafbare feiten genoemd in het eerste lid, bij hen
teweeg hebben gebracht. De voorzitter kan, ambtshalve of op vordering van de officier van
justitie, beslissen dat het spreekrecht niet wordt uitgeoefend door de wettelijke
vertegenwoordiger wegens strijd met het belang van de minderjarige.
7. Voor het slachtoffer of de nabestaande dat feitelijk niet bij machte is het spreekrecht uit te
oefenen, kan het spreekrecht over de gevolgen van het strafbaar feit door welke deze is
getroffen, worden uitgeoefend door de persoon genoemd in het vierde lid, onderdeel a, en één
van de personen genoemd in het vierde lid, onderdeel b.


Een uitzondering dient te worden gemaakt voor
de gevallen, waarin de ouder zelf belang heeft bij het mitigeren van de gevolgen van het
strafbaar feit (zoals verdachten van incest of mishandeling dan wel een ouder die op de hoogte
was van het misbruik en daarover zweeg) of aannemelijk is dat hij anderszins niet in het
belang van de minderjarige zal spreken. Te denken valt aan ouders in een gezin, waarvan
zowel de verdachte als het slachtoffer deel uitmaken, en die soms niet ten volle de belangen
van het slachtoffer zullen willen of kunnen behartigen.


Verder
is geëxpliciteerd dat de ouder een nauwe persoonlijke betrekking met het slachtoffer moet
hebben en het slachtoffer als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden. Niet de
biologische relatie van de ouder(s) met het kind is doorslaggevend voor de uitoefening van
het spreekrecht, maar de affectieve relatie. Met dit spreekrecht worden de ouders niet erkend
als (indirect) slachtoffer, maar krijgen zij voor de uitoefening van deze wet een gelijkwaardig
recht als het slachtoffer.


Het is mij bekend dat Slachtofferhulp Nederland specifieke hulp verleent aan nabestaanden of
naasten van slachtoffers in geruchtmakende zaken, waarin zij plotseling worden
geconfronteerd met grote mediabelangstelling. Weinigen zijn zich ervan bewust hoe kan
worden omgegaan met deze media en welke gevolgen uitlatingen of optreden voor het
slachtoffer en henzelf heeft of in de toekomst kan hebben. Het is goed dat zij daarbij een
beroep kunnen doen op gekwalificeerde hulp, hetzij van een raadsman, hetzij van een
medewerker van Slachtofferhulp Nederland.

Slachtoffers en nabestaanden hebben een eigen zelfstandig spreekrecht voor de strafbare
feiten waarvoor dat mogelijk is gemaakt. Het gaat om diegenen die het spreekrecht willen en
kunnen uitoefenen. Thans worden voorzieningen voorgesteld voor slachtoffers en
nabestaanden die graag willen spreken, maar zich daartoe niet in staat voelen. Voor hen wordt
het mogelijk gemaakt dat zij een raadsman of bijzonder gemachtigde (bv. een medewerker
van Slachtofferhulp Nederland) op de terechtzitting het woord laten doen. Voorop staat dat de
inhoud van de mededeling op de terechtzitting door het slachtoffer of de nabestaande zelf
wordt bepaald.
Daarnaast is er een categorie van slachtoffers die om verschillende redenen niet in staat zijn
om het spreekrecht zelf uit te oefenen en die evenmin de inhoud daarvan kunnen bepalen. Het
betreft zeer jeugdige slachtoffers en nabestaanden en personen die vanwege een ernstige
fysieke belemmering of geestelijke stoornis niet in staat zijn hun wensen kenbaar te maken.
Ten aanzien van minderjarige slachtoffers en nabestaanden geldt dat allereerst hun wettelijk
vertegenwoordigers in aanmerking komen om het spreekrecht uit te oefenen, omdat zij in het
algemeen de belangen van die minderjarige moeten behartigen.






Geen opmerkingen: