dinsdag, november 29, 2011





Opmerking: Ik heb lang geaarzeld met het verzenden van deze circulaire.
Toch meen ik goed te doen er ge-
volg aan te geven. Het is de bedoeling dat de Overste zelf ze voorleest, liefst in de kapel en wel op de afzonderingsdag. Na lezing moet de circulaire bij de Overste blijven en dus niet ter lezing gelegd worden.

Eerw. Frater Directeur en Fraters,

U zult zich nog herinneren hoe ik U op 27 April j.l. een
circulaire deed toekomen waarin in extenso was opge-
nomen een brief van de H. Vader, Paus Pius XII, han-
delend over de betekenis en de belangrijke taak die de
onderwijsgevende Broedercongregaties in het leven van
de H. Kerk hebben. Na rustige bestudering van dit
pauselijk document durf ik beweren, dat het
a) Voor de kinderen een zegen is bij religieuzen te
mogen school gaan. zij delen in de vruchten van ons
gezamelijk gebonden Godsleven, met zijn gebeden,
offers en werkzaamheden. Religieuzen kunnen zich on=
verdeeld aan hun taak geven. Beantwoordt de monnik
aan zijn roeping dan werkt Christus in hem, door hem,
met hem en moet dus zijn taak effectief zijn: ik kan alles
in Hem die mij versterkt.
b)Indirect is onze taak een zegen voor de gezinnen,
ja voor de gehele maatschappij.
c) Hetzelfde dient gezegd van de H. Kerk. Deze bloeit
als ze heilige priesters, klossterlingen, christenen telt.
Priesters en klossterlingen zijn steeds kentekenen ge-
weest voor Gods Kerk en ze beschouwt ze als onmisbaar.
Bovenstaande geldt natuurlijk alleen, indien die reli-
gieuzen werkelijk aan hun doel beantwoorden en hun
zelfheiliging in alles laten primeren. Zou dat achterwege
blijven dan vervallen de voorwaarden voor vruchtbare

arbeid, ja bestaat er gevaar dat ze tot ergenis vervallen
voor Gods Kerk, voor de kinderen, de gezinnen, de maat-
schappij. In plaats van door deze liefdewerken hun eigen
heil en dat van anderen te bewerken, lopen zij hun tijde-
lijk en eeuwig ongeluk tegemoet en zijn oorzaak dat ook
de aan hun zorgen toevertrouwden van de goede weg
afraken.
Dat deze mogelijkheid niet denkbeeldig is, leert ons de
eigen kloosterwetging. Wanneer we de aanhalingen uit
Constitutiën, Directorium, Wettige Gebruiken en School-
regelement die betrekking hebben op de gevaren aan onze
liefdewerken verbonden eens gingen bijeen zamelen, zou-
den we een geschrift krijgen van respectabele omvang.
Als een bezorgde Moeder, die zowel de H. Kerk als de
Congregatie is, waarschuwt ze haar kinderen voort-
durend, wetend dat een gewaarschuwd man voor twee
telt. Christus zelf liet tijdens zijn aardse leven reeds Zijn
waarschuwende stem horen en riep het Wee uit over
de ergenisgever.
De wereldlijke Overheid stelde eveneens maatregelen
vast om haar jeugdige burgers tegen ouderen te bescher-
men, hoe droevig dat ook moge klinken. Dat deze zorg
niet overbodig bleek, beschrijven de feiten herhaaldelijk.
De publicaties van het Departement van Onderwijs K. en
W. geven telkens weer opnieuw namen van zogenaamde
opvoeders-onderwijzers die van hun onderwijzersbe-
voegdheid werden ontslagen, omdat ze zich schuldig
maakten aan wat de Wet noemt: ontucht met minder-
jarige personen. Wat een leed achter dergelijke feiten
schuil gaat kunt U zich misschien indenken. Leed voor
de betrokken onderwijzer die tijdelijk de huiselijke
woning moet verwisselen voor de gevangeniscel met al
de schande daaraan verbonden, leed om wille van uit-
stoting uit een beroep of roeping, waarvoor hij zich
jarenlange opleiding moest getroosten, terwijl hij dan
niet weet waarheen, want hij is praktisch door deze
specifieke opleiding nergens anders voor geschikt; leed
in de gezinnen die zich geschandvlekt voelen en bloot-
gesteld raken aan de praat van mensen; leed voor de

misbruikte kinderen, die later zelf gemakkelijk verleiders
worden of een zware strijd hebben te strijden in de
moeilijkste jaren van hun leven.
Droevig is het te moeten constateren daat ook in de
rangen van de katholieke leken, ja, zelfs in die van
kloosterlingen, dergelijke mislukkingen voorkoen. En
toch beschikken dezen over een schat van genademid-
delen van voorzorgen, die het andere kamp niet kent.
Hun val is daar te droeviger om, te meer omdat hun
ergenis zo vaak grotere groepen wordt aangewreven.
Wanneer we dit alles bedenken, moeten we we ons dan
niet over verwonderen dat er toch steeds maar onder-
wijzers zijn die zich aan een dergelijke schoolramp bloot-
stellen. De oorzaak is niet ver te zoeken. De door de
erfzonde bedorven natuur van de mens is zwak en tot
het kwade geneigd. Een der sterkste hartstochten in de
mens is de zinnelijke drift. Het gebeurt zo vaak dat deze
neiging door de mens wordt gebruikt in de strijd met de
doelstelling van God, enkel om zich zelf te bevredigen.
Doorgaans is het begin: onnodige aanrakingen, strelingen
van hoofd en ledematen die niet door kleding zijn bedekt.
Wanneer dit onnodig en uit zinnelijke genegenheid plaats
vindt, gaat men er zeker en gewis toe over die lichaams-
delen aan te raken die doorgaans wél bedekt zijn. Al
zou dit beperkt blijven tot het bovenbeen, dan reeds is
men strafbaar volgens de Nederlandse Burgerlijke Wet-
geving. Veroordeling leidt tot ontheffing van onder-
wijzersbevoegdheid en men trekt schande en ellende over
zich zelf en anderen af. Zo iemand moest maar eens
getuige geweest zijn van de radeloosheid die over ouders
komt bij het vernemen van zulk een val door hun kind.
Wat echter veel erger is, men beledigt doorgaans de
goede God grotelijks, doordat men vaak, zo niet altijd,
dergelijke handelingen stelt om de ervaring van zinnelijk
genot bij zichzelf.
Wee de mens die zijn zwakheid niet wil inzien en op
eigen krachten vertrouwt. Hij zal spoedig ondervinden
dat hij uit zich zelf enkel kan vallen en zondigen.
De laatste jaren komt ontucht met kinderen frequenter

voor dan vroeger. De oorzaken vloeien uit de tijdgeest
voort. Een tekort aan zedigheid in zake kleding, kleverig-
heid bij sommige kinderen door te wekelijke, flauwe
huiselijke opvoeding, tekort aan godsdienstzin en slap-
heid van wil, genotzucht en afkeer van boete en ver-
sterving, hoogmoed en eigenzinnigheid die wijze be-
palingen en voorschriften versmaadt.
Het is ons bekend dat in een bepaalde onderwijskring
op het slot van elke vergadering door de Voorzitter de
waarschuwing wordt gegegeven: Mannen weest toch voor-
zichtig in de omgang met kinderen en maak je zelf niet
voor een heel leven ongelukkig. Houdt je handen thuis.
Laten wij, Fraters, liever luisteren naar de dringende
waarschuwingen van God, van Gods H. Kerk, van onze
goede Moeder de Congregatie die tot ons spreekt in de
kloosterwetgeving en door Oversten, dan zullen we bij
gestaag gebeden liefde voor de versterving groeien in
Godsliefde en Hij zal onze kracht zijn bij onze zorg voor
ZZijn kinderen. Geven we gevolg aan de wenk van ons
Directorium, dagelijks extra te bidden om de zuiverheid
van lichaam en ziel te bewaren voor ons zelf en anderen.
We moeten elkander met alle middelen en op alle moge-
lijke wijzen steunen om de gevaren die uit onze mooie
roeping kunnen voortvloeien te kunnen vermijden.
Laten vooral de fraters die sterker zinnelijk gedisponeerd
zijn steeds aan Maria's hand door het leven gaan en de
middelen benutten die boven werden aangestipt. Zij voor-
al moeten in eerlijke openhartigheid staan tegenover hun
geestelijke leidsman en hun overheid.

Met br. gr.t.t. in Xto:
Fr. M. Petrus Canisius
Sup.Gen.

Geen opmerkingen: