Dat verklaarde hij woensdagavond in de Kamercommissie Seksueel Misbruik.
De la Court verklaarde dat hij de nota niet verspreid heeft onder zijn procureurs omdat er volgens hem geen hoogdringendheid was. Na de inbeslagname van de dossiers in het kader van de operatie Kelk was de verspreiding volgens hem overbodig en absurd. De nota had niets te maken met een voorkeursbehandeling van de Kerk, benadrukte hij.
Volgens de la Court had Peter Adriaenssens bij een eerste ontmoeting met het college op 18 mei laten weten dat de commissie 475 dossiers had, waarvan honderd dossiers waarbij het slachtoffer te kennen had gegeven naar het gerecht te willen stappen. Hij had toen niet gesproken over de 91 geïdentificeerde daders, aldus nog de magistraat.
De inbeslagname van alle dossiers vormt voor hem een probleem omdat Adriaenssens, die psychiater is, de slachtoffers een document liet ondertekenen waarin ze vertrouwelijkheid gegarandeerd werd indien ze dat wensten. Een inbeslagname zou in dit geval het beroepsgeheim schenden. De procureur-generaal vroeg zich af of een overheid zomaar in de privésfeer van een slachtoffer mag binnendringen.
Justitie maakt afspraken met pedofiliecommissie
donderdag 10 juni 2010 (Bron: RKnieuws.net)
donderdag 10 juni 2010 (Bron: RKnieuws.net)
BRUSSEL (RKnieuws.net) - Naar aanleiding van de recente aangiften in verband met feiten van seksueel misbruik die ten laste worden gelegd van leden van de geestelijkheid, bij de ‘Commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in een pastorale relatie’, heeft de minister van Justitie het College van procureurs-generaal gevraagd om een methode uit te werken voor de behandeling van deze dossiers, waarbij de wettelijke bevoegdheden, de regels inzake het beroepsgeheim en de onafhankelijkheid van eenieder in acht worden genomen.
Het College van procureurs-generaal heeft dan ook een dubbele structuur ingevoerd die de mogelijkheid biedt deze dossiers te behandelen in overeenstemming met de gebruikelijke wettelijke opdrachten van het Openbaar Ministerie en overeenkomstig de onafhankelijkheid van de Kerk, en een werkgroep op te richten die wordt belast met het vervolgingsbeleid met betrekking tot feiten van seksueel misbruik die ten laste worden gelegd van leden van de geestelijkheid.
Naar aanleiding van de contacten die hebben plaatsgevonden tussen de federale procureur en de huidige voorzitter van de Commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in een pastorale relatie, de heer Peter Adriaenssens, is overeengekomen wat volgt:
De ‘Commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in een pastorale relatie’ draagt zelf de verantwoordelijkheid om te beslissen om feiten die een strafbaar feit kunnen opleveren al dan niet ter kennis te brengen van Justitie.
Het Openbaar Ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging. De katholieke kerk en het Openbaar Ministerie vervullen hun respectieve opdrachten met wederzijds respect voor de onafhankelijkheid van de ene ten aanzien van de andere.
Wanneer de commissie beslist informatie over te zenden, richt zij een schrijven aan de federale magistraat die is aangewezen om dienst te doen als operationele contactpersoon (mevrouw Lieve Pellens).
De federale procureur bevestigt de ontvangst ervan aan de voorzitter van de Commissie van de katholieke kerk.
In het kader van zijn coördinerende opdracht, analyseert de federale procureur de informatie en stuurt hij het dossier voor beschikking en voor verdere afhandeling naar de territoriaal bevoegde procureur des Konings via de bevoegde procureur-generaal. Hij brengt de Commissie van de katholieke kerk daarvan op de hoogte.
Wanneer de feiten die een strafbaar feit kunnen opleveren een internationale dimensie hebben of in hoge mate betrekking hebben op verschillende rechtsgebieden kan de federale procureur beslissen om de strafvordering zelf in te stellen.
Het werk van het Openbaar Ministerie ter zake wijkt niet af van de algemene beginselen inzonderheid betreffende het geheim van het strafrechtelijk opsporingsonderzoek, daaronder begrepen ten aanzien van de Commissie van de katholieke kerk.
Werkgroep
In het College van procureurs-generaal wordt een ad-hoc werkgroep opgericht die bestaat uit gespecialiseerde magistraten en die ermee wordt belast het vervolgingsbeleid te bepalen met betrekking tot feiten van seksueel misbruik die ten laste worden gelegd van leden van de geestelijkheid, in het bijzonder in het kader van de feiten die de ‘Commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in een pastorale relatie’ ter kennis brengt van het Openbaar Ministerie.
Deze groep analyseert de moeilijkheden die volgen uit de behandeling door het Openbaar Ministerie van de feiten die de Commissie van de katholieke kerk ter kennis brengt van het Openbaar Ministerie. De groep pleegt overleg, beantwoordt de vragen die hem zullen worden gesteld en neemt de nodige beslissingen, zowel op juridisch vlak als op het vlak van het strafrechtelijk beleid dat moet worden gevoerd.
Er kan een beroep worden gedaan op de speciale werkgroep:
- door de minister van Justitie in het kader van de bepaling van het strafrechtelijk beleid met betrekking tot de strijd tegen feiten van seksueel misbruik;
- door de federale procureur in het kader van de feiten die de Commissie van de katholieke kerk ter kennis brengt van het Openbaar Ministerie;
- door een lid van het College van procureurs-generaal voor eventuele moeilijkheden die verband houden met een concreet dossier;
- door de Commissie van de Rooms-katholieke kerk om een antwoord te geven op algemene verzoeken om inlichtingen die verband houden met het fenomeen van feiten van seksueel misbruik of met feiten die de Commissie van de katholieke kerk ter kennis brengt van het Openbaar Ministerie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten