Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in eerdere jurisprudentie
bepaald dat seksueel misbruik onder de reikwijdte valt van het verbod op
onmenselijke behandeling, zoals neergelegd in artikel 3 EVRM (zie bijvoorbeeld
uitspraak van 10 mei 2001, Z. e.a. tegen het VK, appl. no. 29392/95, § 74 en
uitspraak van 26 november 2002, E. e.a. tegen het VK, appl. no. 33218/96). In
geval van seksueel misbruik in horizontale relaties – waarvan in casu sprake is –
kan staatsaansprakelijkheid onder het EVRM ontstaan, indien een staat nalaat om
de nodige preventieve (kinderbeschermings) maatregelen te nemen zodra een
overheidsorgaan weet of behoort te weten van seksueel misbruik. Verder rust de
plicht op de overheid om een effectief, onafhankelijk onderzoek in te stellen bij
vermeende schendingen van artikel 3 EVRM. De relevante passages uit de
Hofuitspraak van 26 november 2002 luiden:
“These measures should provide effective protection, in particular,
of children and other vulnerable persons, and include reasonable steps
to prevent ill-treatment of which the authorities had or ought to have
had knowledge […]. The Court is satisfied that the pattern of lack
of investigation, communication and co-operation by the relevant
authorities disclosed in this case must be regarded as having had a
significant influence on the course of events and that proper and
effective management of their responsibilities might, judged reasonably, have
been expected to avoid, or at least, minimise the risk or the damage
suffered.”
Ten aanzien van het ex post facto onderzoek dat moet worden ingesteld kan nog
het volgende worden opgemerkt. Uit de Straatsburgse jurisprudentie kan worden
afgeleid dat een in te stellen onderzoek aan de volgende randvoorwaarden moet
voldoen:
- Het onderzoek moet automatisch worden opgestart door de autoriteiten
nadat zij op de hoogte zijn geraakt van het vermeende incident. (1)
- Het onderzoek moet onafhankelijk zijn, dat wil zeggen dat de personen
die het onderzoek leiden onafhankelijk dienen te zijn van de betrokkenen
bij de vermeende schending van het EVRM. (2) Het Hof heeft overwogen dat
supervisie door een andere autoriteit, hoe onafhankelijk ook, onvoldoende
waarborg biedt voor een eerder niet-onafhankelijk onderzoek. (3)
- Het onderzoek moet effectief zijn. De autoriteiten moeten redelijke
maatregelen hebben genomen om bewijs veilig te stellen en om logische
onderzoekshandelingen te verrichten.
- Het onderzoek moet tijdig worden uitgevoerd. (4)
- Het onderzoek moet kunnen leiden tot de identificatie en bestraffing van
diegene die verantwoordelijk is. “This investigation, as with that under
Article 2, should be capable of leading to the identification and
punishment of those responsible”.(5) Dit is ook in lijn met Straatsburgse
jurisprudentie dat primair naar het strafrecht gekeken moet worden bij
gevallen van seksueel misbruik.(6)
)- Het onderzoek moet transparant zijn, al heeft het Hof wel aangegeven dat
de mate van ‘public scrutiny’ per geval kan verschillen.(7)
1 EHRM 4 mei 2001, Kelly e.a. t. het Verenigd Koninkrijk (appl. no. 30054/96): “(…) the authorities must act of their own motion, once the matter has come to their attention.”.
2 EHRM 27 juli 1998, Güleç t. Turkije (Reports 1998-IV), r.o. 81-82 en EHRM 28 juli 1998, Ergi t. Turkije (Reports 1998-IV), r.o. 83-84.
3 EHRM 4 mei 2001, McKerr t. het Verenigd Koninkrijk (Reports 2001-III), r.o. 128.
4 EHRM 14 maart 2002, Paul & Audrey Edwards t. het Verenigd Koninkrijk (appl. no.
46477/99), r.o. 72. Zie in het kader van artikel 3 EVRM: EHRM 6 april 2000, Labita t. Italië (appl. no. 26772/95), r.o. 133 e.v.
5 EHRM 28 oktober 1998, Assenov t. Bulgarije (appl. no. 24760/94), r.o. 102.
6 EHRM, 26 maart 1985, X.&Y. t. Nederland (appl. no. 8978/80).
7 EHRM 14 maart 2002, Paul & Audrey Edwards t. het Verenigd Koninkrijk (appl. no.
46477/99), r.o. 73.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten